|
Piet Miebies op 15-8-1938 13 jaar oud |
In de blogpost over Sinterklaas was sprake van de Opera Sinterklaas van de hand van mijn vaders' jongste broer Piet. Binnen de familie is enthousiast gezocht in kasten en op zolders. En ja hoor, de opera is te voorschijn geko-men. Nicht M. en haar echtgenoot L. hadden het origineel (denk ik) en hebben het gescand en mij toegestuurd, waarvoor dank!. Het da-teert van 4 december 1970. In die tijd nog geen word processors, Windows of andere hi-tech word-documentmogelijkheden. Men schreef of men tikte. Op een Remington of een Olympia-tikmachine. Zo ook dit gedicht. Hieronder een weergave van het begin van de opera en daarna de integrale tekst. Voor de familieleden die de première nog hebben meegemaakt, waarschijnlijk veel deja vu-gevoel. Maar ook anderen zullen er de humor er wel van inzien.
Overigens, één van de succesfactoren van die vroegere sinterklaasavonden was wel het gegeven dat de auteur van een gedicht, het ook voordroeg. Dat gaat zeker ten koste van het wie-zou-mij-getrokken-hebben-gevoel, maar het gedicht komt wel veel beter uit de verf. En dat is wat telt!
Dit pak daar zit geen mieter in,
dus wie het krijgt, dat geeft geen pest.
Het gaat alleen om dit cadeau:
Dit is een manifest
gericht tot ieder die met mij
zijn krachten in wil spannen,
om vuile sinterklaasgedichten
voor de toekomst uit te bannen.
Want al uw sinterklaasgerijmel
vrienden, u weet het allemaal,
het hangt altijd aan elkander
van de grofste lastertaal.
Een eenvoudig, lief gedichtje
is er nog maar zelden bij,
ze zijn vulgair en onbehoorlijk
uitgezonderd die van mij.
Daarom vrienden, laat ons trachten
om thans met vereende krachten
ons sinterklaasfeest op te beuren
tot een cultureel gebeuren.
Zo kiemde het idee in mij
te komen tot een maatschappij
tot verheffing van ‘t niveau
van sinterklaasgedichten en zo.
En ter illustratie van dit streven,
heb ik een opera geschreven.
En ik wou thans permissie vragen
deez’ pennevrucht hier voor te dragen.
En mocht ik geen permissie krijgen,
dan neem ik er eentje van me eigen.
Zo zout heb ik ‘t nog nooit gevreten
ik zal potdomme zelf weten,
wat ik hier wens voor te dragen
dat hoef ik jullie niet te vragen.
Sodeju hoe heb ik ‘t nou?
Ik schrijf dit allemaal niet voor lauw,
‘t zou een mooie rotstreek wezen
als ik ‘t nou niet voor mocht lezen.
Ik stort mij in ‘t litteraire
mijn opera gaat in première.
Wel nu, ‘t speelt op een groot toneel
dat zie je bij opera’s heel veel.
Maar het doek is nu nog dicht
en heel de zaal is fel verlicht.
Da’s ook niet orgineel helaas
dat heb je vaak bij opera’s.
Zit je d’r al om kwart voor achten,
dan moet je een kwartiertje wachten.
En voor ‘t gordijn dan open gaat,
zie je eerst drie dikke wijven.
Die roepen opera sinterklaas
in honderdacht bedrijven.
Dan gaat het spul beginnen, hoor
‘t gordijn gaat langzaam open
en, wijl het opera sinterklaas heet,
zie je eerst Sint Nicolaas lopen.
Dan een aantal zwarte pieten
die haasje over spelen.
Ik meen dat het er dertien zijn
zes gewone en zeven schele.
Nou even wat omstandigheden
die er niet zoveel toe doen:
Drie pieten zijn in ‘t groen gekleed
en al die anderen zijn in ‘t groen.
Nou ben ‘k daar zelf niet zo content mee
en als ik ‘t nog eens schrijven zou,
dan zou ik er vijf een blauw pak geven
en al die anderen ……… juist mevrouw.
Maar nou moet je op gaan letten
want die sint zwaait met zijn staf.
Dan komt er links een naakte vrouw op
en die gaat dan rechts weer af.
De zwarte pieten zingen samen
de mooie aria Lot is dood
en de uil roept uit de olmen,
schoon zijn vader ‘t hem verbood.
Die vader was zo’n oude uil, hè,
die de jeugd niet meer begreep.
Die was vergeten hoe hij vroeger
zelf de kat in ‘t donker kneep.
Laat toch roepen uit die olmen,
dat komt heus wel weer terecht.
‘t heeft met de opera niks te maken,
maar ‘t mag toch wel eens gezegd.
Inmiddels zien we op ‘t toneel
een grote schare mannen,
die maken daar een hels kabaal
met deksels en met pannen.
Dan heffen zij hun strijdlied aan
met strak vertrokken smoelen
wij strijden voor een eenheidsprijs
van rode pluche stoelen.
Een schildknaap van de koning
zien wij naar ‘t paleis toe snellen,
om van de pluche-stoelen-opstand
aan de koning te vertellen.
De koning was een brute heerser,
die juist een feest in zijn kasteel had
dan giet hij samen met zijn vrienden
liters klare door zijn keelgat.
En juist als zes Japanse geisha’s
havermoutse pap serveren
verneemt hij van de schilknaap
hoe ze buiten protesteren.
Dan spreekt hij, net als wijlen Nero,
van je veni vidi vusi
olke bolke rubisolke
ik duld geen revolutie.
Ik ontbied bij mijne majesteit
de koene ridder Pijpekrijt.
Onderminister van dominospelen
en chef protocol van des konings bordelen.
Die moet direct zijn harnas aan,
om de opstand neer te slaan.
Maar inmiddels is de opstand
uitgebreid tot heel het land.
Een dorpskruidenier met zijn 17 klantjes,
verzamelaars van sigarenbandjes,
souteneurs en heilsoldaten,
alles dromt nu door de straten.
Maar als de klok van Arnemuiden
vanavond zeven uur zal slaan,
dan zullen zij zijn stem niet horen,
dat is hier veel te ver vandaan.
Daar zien wij ridder Pijpekrijt,
vazal van zijne Majesteit,
de poort van ‘t slot uit rijden.
In ‘ groene dal, in ‘t stille dal,
klinkt plotseling trompetgeschal
van de harmonie uit Leiden.
Maar het volk dringt verder op,
de revolutievlag in top
en gewapend met musketten.
Het meisjeskoor uit Lutterade
staat zingend op de barricade
te smijten met cadetten.
De koene ridder Pijpekrijt
bewust van zijn heldhaftigheid
luistert hoe de schare joelt,
zijn zwaard vlijmscherp geslepen.
Dan buldert hij met rauwe stem:
Jeruzalem, Jeruzalem.
Maar wat die vrijer nou bedoelt,
dat heb ik nooit begrepen.
In de volgende tafrelen
slaan ze hevig aan het rauzen,
maar de bloedigste tonelen,
die zie je niet, dan is het pauze.
Dan zijn ze haast een half uur
aan het vermoorden en verminken.
Maar dat regelen ze prettig,
intussen kan
je koffie drinken.
Je ziet dus niet hoe woeste kerels
op de slotpoort staan te beuken
en hoe de zes Japanse geisha’s
zitten te bibberen in de keuken.
Maar je ziet wel een hele bende
op bloed bewuste woestelingen
met een mes tussen de tanden
in ‘t kasteel naar binnendringen.
De koning in zijn eigen vesting
door het schuim der natie nagezeten,
glipt nog net op tijd de poort uit
en zegt: ik ga bij Japie eten.
Dan dringen ze de keuken binnen
bij de bibberende geisha’s
en als beesten gaan zij zich te buiten
aan een mandje vol radeisja’s.
Maar ‘t fanfarekorps uit Epe
heeft het stuk niet goed begrepen.
En zet zo maar, midden in,
een wilde polonaise in.
Aan elke arm van Pijpekrijt
hangt plotseling zo’n Japanse meid.
Van tsjingelaboem
van tsjingelaboem
van tsjingelaboem olé.
Zeven witte zwarte zwanen
zwommen in de Zuiderzee.
En waarom moet ik stille staan
ik heb van m’n leven geen kwaad gedaan.
Cecilia, Cecilia
we sterven van de dorst.
Voor koningin en vaderland
niet verder vertellen, ‘t is deodorant,
voor vaderland en vorst.
En wie gaat er mee naar Engeland varen,
Engeland is vol
de sleutel is gebroken
van je olke bolke
hup marianeke
zimpe zampe
stroop in het kanneke,
Gloria victoria
van je olke bolke knol.
En vader was niet thuis
En moeder was niet thuis
en opoe nam een dikke stok
en sloeg de huisbaas op z’n kop.
En van je ras ras ras
rijdt de koning door de plas
en van je hoempa hoempa hoempa
van je hokus pokus pas
ik zie ik zie wat jij niet zie
drolletje drie uit Overschie
en van je één, twee, drie.
Einde van de opera.
Naschrift van de auteur:
Uitstekend, dank u.
Ik heb een hersenschudding gehad,
maar ik ben d’r weer helemaal bovenop.
Marken-binnen, 4 december 1970
Update 9-12-2011. Van L. vernomen dat het afgebeelde deel van de Opera letterlijk een cc is, een carbon copy dus. Het origineel is daarom waar-schijnlijk toch handgeschreven en door een gedienstig familielid overgetikt. Waarvan akte.