Showing posts with label Semarang. Show all posts
Showing posts with label Semarang. Show all posts

Friday, 17 December 2021

Een geestelijke op wereldreis

For a summary in English please scroll down.

In de aanloop naar het schrijven van dit blog, probeerde ik mij voor te stellen hoe een Limburgs jongetje begin 19e eeuw naar zijn omgeving heeft gekeken. Ik neem aan dat zijn horizon niet ver buiten zijn dorpje heeft gelegen. Als kind van een dagloner zal er weinig aanleiding zijn geweest om naar de grote stad Sittard te gaan, om van verder weg maar niet te spreken. Je kunt je dus wel afvragen of zo'n in 1815 in Dieteren (L) geboren jongetje b.v. wist wat een 'zee' was. Op z'n best zal hij de een paar kilometer verderop gelegen Maas hebben aanschouwd. Maar kleine jongetjes worden groot. Het kleine jongetje wordt de geestelijke Mgr. Joseph Lijnen die vanaf 1848 in Nederlands(ch) Indië aan de slag gaat. Eerst als pastoor in Padang op Sumatra en tien jaar later in dezelfde functie in Semarang op Midden-Java. Hij heeft dus in 1848 al een zeereis van Nederland naar Indië gemaakt. Hoe de zee er uit ziet, dat weet hij dus inmiddels wel. Maar dit is niet zijn laatste reis.

In Semarang zet de pastoor zich naast andere zaken, ook in voor het R.K. Weeshuis aldaar. De situatie die hij daar aantreft, wordt omschreven als 'treurig'. Het was zelfs zo erg dat hij besluit, voor het eerst in 20 jaar, in 1868 terug te gaan naar Nederland om hulp te organiseren. In die dagen was dat geen besluit dat je licht nam. Reisbureaus bestonden nog niet en de reis van Semarang naar Batavia, vanwaar de meeste schepen naar Nederland vertrokken, is ook geen sinecure. Maar die reis gaat voorspoedig en in de loop van 1868 arriveert hij in zijn geboortedorp Dieteren. Hij heeft het idee opgevat hulp te gaan vragen in het aan de overkant van de Maas gelegen klooster van de Franciscanessen in Heijthuijzen. Hoewel de Moeder-Overste aanvankelijk veel wel degelijk bestaande beren op de (zee)weg zag, gaat ze uiteindelijk overstag (-: omdat de Bisschop er wel oren naar heeft. De hulp bestaat uit een grote groep zusters Franciscanessen waarvan er tien met pastoor Lijnen mee zullen gaan naar het weeshuis in Semarang. De zusters reizen onder leiding van de 34-jarige Moeder Alphonse die 30 december 1834 in Helden (L) geboren werd als Petronella Hoeben.

Ik weet natuurlijk niet of pastoor Lijnen de Nieuwe Rotterdamsche Courant las maar daar stond op 1 september 1869 de volgende advertentie in:

NRC 1-9-1869
De Jacoba Cornelia was een houten bark met drie masten, een vrachtschip met passagiersaccomodatie. Als unique selling point wordt vermeld dat er verse melk aan boord is, getuige 'eene melkgevende Koe' in de advertentie. En ook nog een 'geëxamineerden Dokter'! In die tijd waren er kennelijk nog doktoren die geen examen hadden gedaan. De term 'gekoperd' heeft betrekking op het gegeven dat dit schip onder de waterlijn was voorzien van een koperen beplating als bescherming tegen zeewormen en aangroei. Al deze aanbevelingen getuigen van een goed gevoel voor het commerciële bij de eigenaren van het schip, de fa. Vaesen & Steinhaus. 
De Jacoba Cornelia was nog niet zo'n oud schip. De kiel werd op 18 juni 1851 gelegd op de scheepstimmerwerf 'De Onderneming' in Delfshaven. Het kon een lading vervoeren van zo'n 260 lasten oftewel ruim 500 ton. Daarnaast nog een passagiersaccomodatie voor tenminste 25 personen. Kort en goed, een betrouwbaar schip waaraan de pastoor zijn gezelschap had toevertrouwd, er kon vertrokken worden. Maar niet voordat pastoor Lijnen op 5 september 1869 een Hoofddienst had opgedragen in de O.L.V. Kerk aan de Wijnhaven in Rotterdam. De mis werd besloten met het zingen van het reisgebed, een onderdeel van de dienst dat niet overbodig zou blijken, waarna het gezelschap aan boord gaat.

Nadat het schip versleept was naar Hellevoetsluis, de voorhaven van Rotterdam*, ging het vandaar op 9 september met ZZW-wind onder zeil naar Batavia.

Bark Jacoba C
De bark Jacoba Cornelia met op de voorste mast de rederijvlag V+S (Vaesen & Steinhaus)
en op de achtermast de vlag van de kapitein: R340. Die kapitein was G.H. Lodewijks;
hij was de eerste kapitein van het schip tussen 1852-1855 en lid van het Rotter-
damse Zeemanscollege "Maatschappij tot Nut der Zeevaart" Ook de latere kapitein
 G. Jansen Gzn. was hier lid van. Zijn vlagnummer was R192.
De gebruikelijke route naar Indië voert via de Noordzee naar het Kanaal. En dat het daar ook slecht weer kan zijn, daar kwam kapitein Jansen al snel achter, als ie het nog niet wist. Op 14 september, vijf dagen na vertrek uit Hellevoetsluis, wordt de Jacoba Cornelia door vissers uit het nabij gelegen Deal de haven van Ramsgate binnen gesleept. In The Whitstable Times and Herne Bay Herald staat het volgende bericht.

The Whitstable Times and Herne Bay Herald
In het bericht staat dat zeilen en de tuigage verloren zijn gegaan. Het schip moet in de storm stuurloos zijn geweest. Maar kennelijk was die vissersboot uit Deal in de buurt om de Jacoba Cornelia op sleeptouw te nemen. Dat moet al een huzarenstukje op zich zijn geweest. Verplaatsen we ons een ogenblik in de gesteldheid van de Sisters of Mercy and Priests, dan is er weinig fantasie voor nodig om te vermoeden dat er menig schietgebedje opgezonden zal zijn. Het is goed dat er in de Rotterdamse O.L.V. Kerk nog geoefend is. Pas ruim een maand later is het schip zodanig gerepareerd dat de reis weer voortgezet kan worden. In de Shipping and Mercantile Gazette van 23 oktober 1869 staat dat de Jacoba Cornelia de 22e weer onder zeil is gegaan. Passagiers en bemanning hebben dus bijna 40 dagen in Ramsgate doorgebracht. Zouden ze aan boord gebleven zijn of toch maar in een logement? En zo'n reparatie kost geld. Heeft kapitein Jansen zoveel bij zich? Of wordt dat via Lloyd's in Londen geregeld? Geen idee.

Shipping and Mercantile Gazette
In ieder geval is het schip weer onderweg. De eerste geplande haven is die van Kaapstad, een reis van ongeveer 7.000 zeemijl. Normaal gesproken komen de eerste scheepsberichten dan daar vandaan. Maar soms is dat ook eerder. Dat is wanneer het schip een ander schip ontmoet. Dan worden er berichten en soms ook post uitgewisseld. Dan spreekt men van 'praaien', afgeleid van een ouder woord voor 'praten'. Bij aankomst in de eerstvolgende haven geeft men dan elkaars positie door aan de havenautoriteiten. Zo ook in dit geval.

Het Vaderland 27 december 1869
Het Vaderland 27-12-1869
Dit bericht van 27 december impliceert dat de Jacoba Cornelia op 18 november een ontmoeting echt midden op zee heeft gehad, bijna 400 km ten noorden van de evenaar. 40 dagen later staat het bericht in de krant hetgeen aangeeft dat het andere schip waarschijnlijk ook ergens in West Europa thuishoort althans daar naartoe voer.
Jacoba Cornelia route Ramsgate to Capetown
Globale route Ramsgate --> Kaapstad
 met 'praaipunt' iets noord van de
evenaar
Helaas kennen we de route na Kaapstad niet. In ieder geval komt het schip op 22 januari 1870 aan op de rede van Batavia waar alle passagiers van boord gaan. Gerekend vanaf het vertrek te Rotterdam, heeft de reis 139 dagen geduurd. De opening van het Suezkanaal, feitelijk al op 17 februari 1867, zou wel zorgen voor een aanzienlijk kortere reistijd. Die veel kortere route is geen optie voor zeilschepen van het formaat van de Jacoba Cornelia. Maar dat die route aanzienlijk korter is, wordt hierna duidelijk.

Na de enerverende reis van de Jacoba Cornelia, gaan de volgende passagiers in Batavia van boord:
Moeder Alphonse - Petronella Hoeben
Zuster Marina - Elisabeth Diederen
Zuster Lucie - Aldegonde Porten
Zuster Plechelma - Angela Scholten
Zuster Odilia - Maria ten Pol
Zuster Aurelia - Lucia van der Pasch?
Zuster Jozepha - Johanna Wessink?
Zuster Antonine - Francisca Reimer
Zuster Nicoline - Christina Jacobs
en Zuster Susanna - M. Braam die op geen enkele passagierslijst voorkomt**.
Al deze Zusters gaan op 5 en 17 februari 1870 door naar het Weeshuis in Semarang. In Batavia blijven zeven Zusters achter en twee pastoors, de missionarissen Peters en Dijkman.

In krantenberichten van 5 september 1869, die verschijnen na het houden van de Hoofddienst in de O.L.V. Kerk in Rotterdam door pastoor Lijnen, staat dat het hele gezelschap vervolgens aan boord van de Jacoba Cornelia gaat. Het is dus wat merkwaardig dat de naam van pastoor Lijnen ontbreekt wanneer het gezelschap op 22 januari 1870 weer van boord gaat. Waar is de pastoor gebleven??

In De beknopte geschiedenis van het R.K. Weeshuis te Semarang staat o.m. dat pastoor Lijnen op 1 september 1869 de overeenkomst met het klooster in Heijthuijzen voor de uitzending van de Zusters Franciscanessen heeft getekend. Zonder enige verdere verklaring wordt daarna gezegd dat de pastoor op 17 november 1869 weer aan wal in Semarang stapte. Dat is 78 dagen later! En in die tussentijd zet hij op 5 september ook het gezelschap nog aan boord. Dus in hooguit 73 dagen heeft hij de overtocht naar Indië gemaakt... Maar hoe dan? 
Zelfs als je het oponthoud in Ramsgate buiten beschouwing laat (39 dagen), dan zou de Jacoba Cornelia toch nog 100 dagen over de hele reis hebben gedaan. De enig overblijvende mogelijkheid om in 73 dagen naar Indië te gaan, is dan een reis via het Suezkanaal. Maar is het ook zo gegaan?

Omdat zeilen via het Suezkanaal niet goed mogelijk is, moet zo'n reis wel met een stoomschip zijn gegaan. Maar welk stoomschip? En waar vandaan? Rotterdam? Of toch ergens anders?
Een manier om dat uit te vinden, is te zoeken naar schepen die, ongeacht de herkomst, naar Indië gaan. En dan is de bestemming Batavia de beste gok. Het invoeren van de zoekterm 'naar Batavia' leverde o.a. onderstaand krantenberichtje van 14 augustus 1869 op.

Ex Delpher 14-8-1869
De Messageries Impériales heeft een afvaart van
Marseille naar Batavia
Deze Keizerlijke Vervoerder (Napoleon III was toen keizer van Frankrijk) biedt diensten aan vanaf Marseille. Verder zoeken levert ook een agentschap op van deze vervoerder in Rotterdam. Daarmee wordt een reis boeken een stuk eenvoudiger.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 4-8-1869
Advertentie van agent Smith & Co in de 
Nieuwe Rotterdamsche Courant van 4-8-1869
Er gaan dus elke vier weken op zaterdag mail-boten van Marseille naar Java/Batavia. De aanwezigheid van een agent in Rotterdam, doet vermoeden dat er ook wel regelmatig passagiers vanuit Nederland via Marseille naar Indië zullen reizen. Reizen met een schip direct uit Rotterdam is ook mogelijk maar misschien is de reis via Marseille wel goedkoper. Of past het vaarschema sommige mensen beter. Of ... we weten het niet. Feit is wel dat de pastoor al ervaring met een route via Suez had. Toen hij op 15 december 1847 vanuit eveneens Rotterdam naar Indië ging, reisde hij overland via Suez naar zijn eindbestemming. Misschien ging de reis wel via de Nijl en/of de Bittermeren want het Suezkanaal bestond nog niet. Via deze route kwam hij op 13 februari 1848 in Batavia aan. Die reis nam dus slechts 60 dagen in beslag. Mogelijk heeft deze ervaring de pastoor er toe aangezet, nogmaals via Suez te reizen. Waarom de Zusters dit genoegen werd onthouden ...

Wat ook de overweging van pastoor Lijnen geweest moge zijn, op 2 oktober 1869 vertrekt een Fransche mailboot uit Marseille met aan boord o.a. ene J. Lijnen. Dat zal de pastoor wel zijn maar zeker is het niet.

Java-Bode 1-11-1869
Een J. Lijnen vertrekt op 2-10-1869 uit Marseille
Op 6 november 1869 komt het Fransche mail-/stoomschip Capitole met gezagvoerder Ravin, aan in Batavia. Aan boord o.a. dezelfde passagiers die met een dan niet genoemd schip op 2 oktober uit Marseille vertrokken zijn..

Java-Bode 8-11-1869
Een passagier Lijnen arriveert op 6-11-1869 in Batavia
Pas wanneer passagiers weer doorgaan naar verdere bestemmingen, wordt duidelijk dat de genoemde Lijnen inderdaad pastoor Lijnen is. Hij reist op 15 november door naar Semarang waar hij twee dagen later arriveert. Passagier Timmermans blijkt ook pastoor te zijn, Lijnen reisde dus in goed gezelschap.

Bataviaasch Handelsblad 15-11-1869
Pastoor Lijnen vertrekt op 15-11-1869 naar Semarang
Pastoor Lijnen komt op 17 november aan in Semarang, 66 dagen voordat de zusters op de rede van Batavia arriveren. In ieder geval blijft de oorzaak van des pastoors haastige spoed onduidelijk. Ook in de eerder genoemde weeshuisgeschiedenis is er geen enkele aanwijzing voor te vinden. Het zij zo.

Nog even terug naar de Jacoba Cornelia. Het is al eerder gezegd, het schip is primair bedoeld om vracht te vervoeren. In die dagen was het de (goede) gewoonte in de krant te publiceren waaruit de lading van binnengelopen schepen bestond. Er stond ook bij wie de importeurs waren. Daarbij valt er eentje op en dat is kapitein (gezagvoerder) Jansen. Die handelde kennelijk ook voor eigen rekening. Andere bemanningsleden, zoals stuurman W. Hageraets, mochten kennelijk van dat privilege geen gebruik maken.

Bataviaasch Handelsblad 29-1-1870
Bataviaasch Handelsblad 29-1-1870
Epiloog
Kort nadat de Zusters Franciscanessen wegvoeren uit Hellevoetsluis, verzeilde (-: de Jacoba Cornelia in een vreselijke storm in het zuiden van het Kanaal. Het verloor al haar zeil en een goed deel van de tuigage. Het was halverwege september 1869.
In 1871 werd het schip verkocht aan een Noorse reder en werd omgedoopt tot A. Sandberg. 9 jaar later wordt het schip nogmaals verkocht, weer aan een Noorse reder. Vanaf 1880 vaart het schip over de wereldzeeën onder de naam Adelphia. Tot 24 april 1895. Geladen met baksteen, zinkt het schip (in stijl dus) in de buurt van Kaap Finisterre, ruim 800 km zuidwest van de plaats waar het in 1869 ook al heel erg mis ging. Ook deze keer schieten de vissers uit Deal op het laatste traject te hulp. De Jacoba Cornelia is net geen 44 jaar oud geworden.

Rotterdamsch Nieuwsblad 26-4-1895
Uit: Rotterdamsch Nieuwsblad 26-4-1895
Tot slot terug naar de kleine Jo Lijnen, z'n vader zal hem geen Joseph genoemd hebben. Die kleine Jo heeft misschien wel met z'n blote voetjes in de uiterwaarden van de Maas gestaan. Maar Jo, die later monseigneur genoemd werd, heeft waarschijnlijk meer van de zee gezien dan mogelijk heel hedendaags kerkdorp Dieteren bijelkaar. Ga maar na, in 1847 door Egypte naar Indië en in 1868 via een onbekende route weer terug naar Nederland. En daarna in 1869 via het Suezkanaal naar Batavia/Semarang. Dat lijkt mij al met al meer dan genoeg zee om de goede man een zeedig gedrag toe te dichten. Amen.

PS Voorouders van onze kleinzoon zijn verbonden geweest met het R.K. Weeshuis in Semarang. Frederik Ferdinand Schultze was tussen 3 mei 1839 tot 20 augustus 1844 president van het bestuur van het weeshuis. Hij was de oudovergrootvader van onze kleinzoon. 
Een kleinzoon van deze F.F. Schultze, Franz Hendrik Johann Schultze, heeft tussen 1875 en 1879 als (half?)wees in het weeshuis gezeten.

Notes
* De Nieuwe Waterweg had toen nog de status van 'werk in uitvoering' en werd pas in 1872 in gebruik genomen.
** Zij zou in Ramsgate tering opgelopen hebben en komt acht maanden na aankomst in Indië te overlijden. Bron: De Roomsch-Katholieke missie in Nederlandsch Oost-Indië, 1808-1908 eene historische schets.

Credits
Tekening Jacoba Cornelia: afkomstig van Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders in het bijzonder de heren M. Hoedemaker, L. Smit en K. Suyk Jr.
English newspaper clippings: www.britishnewspaperarchive.co.uk

Literatuur
- https://www.indischeliterairewandelingen.nl/index.php/aanvullende-lectuur/111-geschiedenis-van-de-congregatie-der-zusters-franciscanessen-van-boetvaardigheid-en-christelijke-liefde
- Beknopte geschiedenis van het R.K. Weeshuis te Semarang & Beknopte geschiedenis van het R. K. Weeshuis te Semarang, 1809-1909
- De Roomsch-Katholieke missie in Nederlandsch Oost-Indië, 1808-1908 eene historische schets

A clergyman on a world tour
When I contemplated writing this post, I tried to imagine how a 19th-century township boy looked at his surroundings. E.g. would he know what a sea looks like? Possibly his dad took him to the nearby river Maas but that is likely as far as he got. But small boys grow up. In this case, the small boy became a clergyman who went to the former Dutch East Indies in 1848. To get there, he traveled the North Atlantic, the Mediterranean, and the Indian Ocean. So before going to the island of Sumatra he already was an experienced seafaring traveler. By then he knew what a sea looked like. But there were more journeys to come.

Mgr. Joseph Lijnen
Mgr. Joseph Lijnen
Ten years later the priest, his name is Joseph Lijnen, finds himself in Semarang on the island of Java. Here he reveals himself as a strong supporter of the local R.C. Orphanage. The situation there was such that after trying to create better circumstances for the boys and girls, he traveled back to the motherland and assured himself of the help of a number of Franciscan Sisters based in Dutch Limburg, in Heijthuijzen. The Mother Superior, after some pressure from above (written with a lowercase a, i.e. the Bishop), grants him some ten Sisters to help him save the Orphanage in Semarang.

To get there the priest books passage from Rotterdam on the three-masted bark Jacoba Cornelia. It is a cargo ship with facilities for about 25 passengers. Before leaving a mass is dedicated to the well-being of the group during the coming voyage. On September 9, 1869, the bark sets sail and leaves for the long trip to the East Indian capital of Batavia. The first planned stop is Cape Town. The usual route to the south, to the North Atlantic, starts in the North Sea and the Channel. During autumn gales are no exception there as captain Jansen soon finds out. The ship runs into a serious storm and loses sails and yards. With the help of fishermen from Deal, the ship enters Ramsgate in Kent. Repairs take some 40 days and on October 22 the Jacoba Cornelia sets out to sea again. Although we don't know when the bark arrives in Cape Town, we do know that on November 18 the ship met another ship at 3º34' North and 27º13' West. This is approx. 200 sea miles north of the equator. Thereafter, the first sign of life is when the Jacoba Cornelia arrives on the shores outside the port of Batavia on January 22, 1870. Including the time needed for repairs in Ramsgate, it took the captain 139 days to get to Batavia. That is a long time but the three master bark is not a suitable ship to make use of the recently opened Suez Canal. And that route is significantly shorter, as we will see.

In Batavia, the group disembarks among them the Sisters and also two missionaries. Strangely enough, the name of priest Joseph Lijnen is missing on the passenger list whereas newspapers in Rotterdam suggested that also the priest had been boarding the Jacoba Cornelia there.

There is a concise history of the Semarang Orphanage. It states that on September 1, 1869, Joseph Lijnen signs the agreement with the Sister's Mother Superior in Heijthuijzen, Limburg. Without further explanation, it continues to say that he was back in Semarang, just 78 days later on November 17 next! In the meantime, he apparently waved the group goodbye in Rotterdam. If you compare that number with the number of days the Jacoba Cornelia sailed excluding the stop in Ramsgate, 100, then Joseph Lijnen must have traveled via Suez. But did he do so?

For sailing ships, the Suez Canal was hardly an option. So the priest most probably used a steamer. But which one? And from where? Rotterdam? Or from somewhere else?
One manner to find out is to look for ships that have Batavia as their destination. If you google that query you run into newspaper clippings mentioning the departure of mail ships from Marseille to Batavia. And this shipowner, Messageries Impériales, was represented in Rotterdam which makes booking passage a lot easier.

Obviously. traveling directly from Rotterdam is also possible. But possibly travel via Marseille is cheaper. Or maybe the schedule fits better. Or ..., we don't know. What we do know is that Joseph Lijnen had an earlier Suez experience. When he went to the Dutch East Indies for the first time (on December 15, 1847), he traveled overland to Suez and then onwards to Batavia. He arrived there 60 days later, on February 13, 1848. But still, we don't know why he denied the Sisters this experience whereas he choose this shorter route for himself.

Whatever his considerations, on October 2, 1869, a French mailboat leaves Marseille. On the passenger list one J. Lijnen. That likely is our priest but we can't be sure. Only when, after arrival in Batavia, passengers continue their voyage, it becomes clear that J. Lijnen is indeed our priest. The passenger list titles him as a 'pastor' which in Dutch is an R.C. clergyman. Anyway, he arrives in Semarang on November 17, 1869, 66 days before the arrival of the Sisters in Batavia. The reason for "hurrying back" to Semarang is still unclear. Also, the earlier mentioned orphanage history does not provide clarity. So be it.

Epilogue
Shortly after leaving Rotterdam, the Jacoba Cornelia ran into a terrible storm. It lost all sails and yards. That was halfway through September 1869.
In 1871, the ship was sold to a Norwegian owner. The ship was rebaptized A. Sandberg. Nine years later she was sold again, to a countryman of the owner. The ship continued her life with the name Adelphia. Some fifteen years later, Adelphia meets her fate near Cape Finisterre. The cargo of bricks and cement is not very helpful in trying to save the ship and she sinks.
The Jacoba Cornelia thus reaches the age of 44 years.

Let's go back for a minute to little Joey Lijnen. It is not impossible that during his youth, he played in the meadows adjacent to the river Maas. But it is likely that this boy, who became a valued clergyman on the other side of the world, came to see more sea than all inhabitants of his native village together. Imagine, he traveled to the Dutch East Indies via Suez in 1847. In 1868 he came back to Holland via an unknown route. And in 1869 he went back to his station in Semarang via the Suez canal. Therefore, it is not impossible that they fondly called him 'our spiritual seaman'.

There is more detail in the Dutch part of this post. Should you be interested in those or do you have questions about this story, please contact me by mail or by making a comment underneath this post.

Wednesday, 17 November 2021

Pastoor Lijnen en de kogel des doods

For a summary in English please scroll down.

Op zoek naar informatie over het Rooms Katholieke weeshuis in Semarang gedurende de periode 1850-1880, vond ik in het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) in Nijmegen het een en ander. Niet echt antwoorden op mijn vragen maar toch wat "leuke" informatie. 

In 1858 arriveerde pastoor Joseph Lijnen in Semarang. Op dat moment woonde de pastoor al een jaar of tien in Nederlands Indië. Voordat hij zijn zegenrijke werk in Semarang voortzette, was hij sinds 15 maart 1848 in dezelfde functie werkzaam geweest in Padang aan Sumatra's westkust.

Bidprentje Mgr. J. Lijnen
Bidprentje voor Mgr. Lijnen

Joseph Lijnen werd op 17 augustus 1815 geboren in het Limburgse kerkdorp Dieteren, vandaag de dag deel van Susteren. Zijn vader Gerard was dagloner die, samen met zijn vrouw Catharine Schulpen naast Joseph nog tenminste vijf kinderen op de wereld zette. Een eenvoudig katholiek gezin dus. Maar Joseph moet in intellectueel opzicht toch wel opgevallen zijn want hij wordt al in 1841 benoemd tot "Professor" aan het Bisschoppelijk Collegie in Weert. Het is niet onmogelijk dat een toenmalige professor nu een leraar genoemd zou worden, maar toch.

Na zijn aanstelling in Semarang weet de monseigneur de Zusters Franciscanessen uit Heythuysen er van te overtuigen de zorg van het weeshuis in Semarang op zich te nemen. Het is niet onmogelijk dat een voormoeder van onze kleinzoon Tobias, Maria Johanna Francisca Schultze, ook in dat weeshuis heeft gezeten. Van haar veronderstelde broertje Franz Hendrik Johann is dat in ieder geval zeker. Eveneens zeker is dat Maria later bij de genoemde Zusters in Heythuysen is geweest. Maar dit terzijde.

Naast zijn bemoeienis met het weeshuis, had de pastoor nog een bijzonder aandachtsgebied. En dat was het doen van gratieverzoeken voor ter dood veroordeelde militairen. In het KDC-archief vond ik een aantal kopie concept-verzoeken, gericht aan de Gouverneur-Generaal, en reacties daarop. Ik gebruik met nadruk het woord 'kopie' want de leesbaarheid van die stukken laat nogal wat te wensen over.

Hieronder een voorbeeld daarvan met een transcriptie van de tekst voor zover ik die heb kunnen ontcijferen. Het betreft de fuselier Adrianus van der Poel, Indisch stamboeknr. 51421. Adrianus werd geboren in Ossendrecht (NB) op 8 maart 1830. Zijn ouders waren de arbeider Cornelis en zijn vrouw Johanna Catharina van de Wouwer

Op 17 augustus 1862 vertrekt hij met het schip de Drie Gebroeders vanaf het Nieuwe Diep naar Indië. Hij was toen 32 jaar oud maar had al ruim voor die tijd militaire ervaring opgedaan. Op 30 april 1855 wordt hij ingedeeld bij het 4e Regiment Infanterie. In die tijd was het nog zo dat wanneer je uitgeloot werd voor de dienstplicht (conscriptie), je als plaatsvervanger (remplaçant) voor iemand anders dienst kon nemen. Daar stond doorgaans wel een vergoeding tegenover. 

Zo ook Adrianus. Hij fungeerde als remplaçant voor Petrus Johannes Laurijssen, geboren in Huijbergen op 25 november 1836. Zijn vader was bierbrouwer en zal dus wel in staat geweest zijn om zijn zoon "vrij te kopen" en zo Adrianus aan een militaire carrière te helpen.

Adrianus van der Poel, stamboeknr. 51421
Het volgeschreven personeelsdossier van Adrianus
van der Poel, stamboeknr. 51421

Op 18 januari 1855 tekent hij vrijwillig voor 6 jaar bij de Staande Armee. Hij ontvangt daarvoor de riante vergoeding van f 20.-! In mei 1862 verbindt hij zich weer voor 6 jaar maar nu bij de Koloniale Troepen. Die 6 jaar gaan in op de dag dat hij uit Nieuwe Diep vertrekt. De premie die hij hiervoor ontvangt, is al een stuk beter dan die ontvangen bij de vorige verbintenis nl. f 120.-. Hij komt met de Drie Gebroeders op 6 december 1862, na een reis van bijna 4 maanden, aan in Batavia.

Eind 1864 komt hij terecht bij het Garnizoens Battallion van de Zuid en Oost Afdeling op Borneo, waar o.a. de stad Banjermassin ligt. Daar tekent hij in 1868 weer bij (premie f 160.-). In augustus gebeurt er kennelijk iets want hij draait voor bijna een jaar de gevangenis in. In het jargon heet dat de 'militaire discipline'. Op 15 juni 1871 komt hij vrij maar niet voor lang. Een maand later wordt hij weer vastgezet en op 11 november 1871 moet hij voor de Krijgsraad verschijnen. Het vonnis van dat college in Semarang is de aanleiding voor de bemoeienis van Pastoor Lijnen met deze zaak.

concept-gratieverzoek van Pastoor Lijnen d.d. 20 februari 1872
Eerste blad van het concept-gratieverzoek van
Pastoor Lijnen d.d. 20 februari 1872

Transcriptie van het verzoek van de pastoor:
"Zijne Excellentie den Gouverneur 
Generaal van Nederlandsch Indië

Geeft met den meesten eerbied te kennen J. Lijnen pastoor der R. Katholieke Gemeente te Semarang - dat in de Militaire Provoost alhier zich bevindt zekere Adrianus van der Poel Algem. Stamb. 51421, oud 41 jaren, geboren te Ossendrecht-Noord Braband - laatstelijk dienende als fuselier bij de 6 Kompagnie van het ...... half 8ste Bataillon Infanterie in Garnizoen te Ngawi - die wegens feitelijke insubordinatie gepleegd tegen den sergeant Oosthaar(?) door... deze een klap met de hand toe te brengen en wegens insubordinatie met woorden [hij heeft de sergeant dus uitgescholden] door den Krijgsraad te Semarang is veroordeeld tot de straffe des doods met den Kogel op den 25 November 1871 - welk vonnis is bekrachtigd door het Hoog Militair Gerechtshof van Nederlandsch Indië op den 5 Januarij 1872 en op welk vonnis door Uwe Excellentie het Fiat executie is gegeven Dat genoemde Adrianus van der Poel mij J. Lijnen in hoedanigheid van pastoor heeft verzocht namens en voor hem aan Uwe Excellentie gratie te verzoeken van de straffe des doods waartoe hij veroordeeld is

Gaarne voldoe ik aan dit verlangen(?) want in de meer dan 24 jaren dat ik in Indië ben heb ik nog nooit een wegens in Militair misdrijf veroordeelde ontmoet zoo goed zoo bedaard en godsdienstig als de genoemde Adrianus van der Poel. (onmiddellijk na zijn komst alhier heeft hij ........ bewoording(?) mij te kennen gegeven dat hij) Door zijn afkomst en opvoeding behoort hij tot de arbeidende Klasse en toen hij op 21 jarigen leeftijd als Remplaçant in dienst is getreden heeft hij dat gedaan om zijnen 60 jarigen vader met enig geld te kunnen ondersteunen. 

Tien jaren heeft hij in Holland gediend. Sedert 1862 is hij soldaat in Indië en van deze ruim 9 jaren dienst is hij 6 jaren te Bandjermassing in deszelfs binnenlanden geweest. Een paar zware straffen heeft hij zich op den hals gehaald omdat hij met zijn meerderen(?) in het ongerede was geraakt Zoekende naar de oorzaak die hem tot vnd(?) [voornoemde] heeft gebragt vindt men die niet in zijn gedrag als militair ........  tijd van meer dan 9 jaren Welligt heeft een grootere mate van vrijheid eigenaardig(?) verbonden aan het leven van een(?) Militair op expeditie of op buitenposten hem ongeschikt gemaakt voor het Garnizoensleven ..... hierbij(?) dat hij het denkbeeld had opgevat dat men ten onregte rapport van hem had gemaakt, dan wordt het begrijpelijk dat hij als mensch(?) weinig ontwikkeld in een ongelukkig oogenblik de insubordinatie heeft kunnen plegen waarvoor hij veroordeeld is 

Neemt men hierbij in aanmerking dat de man 41 jaren oud heeft ruim 19 jaren gediend Hoe(?) dit ... overigens ook zijn(?) moge Ik heb de veroordeelde leren kennen als eenvoudig bedaard en godsdienstig Hij erkent dat hij gefaald heeft dat hij ongelukkig is maar van schelden of razen van haat of wraakzucht is geen sprake Bedenkt men hierbij dat de man 41 jaren oud is dat hij meer dan 19 dienstjaren heeft dan mag zijn toekomst wel(?) ongelukkig en deernis waardig genoemd worden 

Op grond van dit alles vermeen(?) ik met het volste vertrouwen mijn en zijn bede voor de voeten van Uwe Excellentie te mogen nederleggen(?) en allernederigst te smeken dat het Uwe Excellentie behagen moge aan Adrianus van der Poel te verleenen: Gratie van de straffe des doods en die straf te veranderen in een genadige straf van Detentie"

De transcriptie is, zoals het hoort, gelijk aan het origineel. Daar waar de pastoor het niet zo nauw neemt met de interpunctie, heb ik dat ook niet gedaan. Bij een toegevoegd (?) ben ik niet zeker dat ik de tekst juist heb gelezen. Bij ........ staat een woord waar ik helemaal geen chocola van heb kunnen maken.

Ruim een maand na het gratieverzoek, verstuurt de Gouverneur-Generaal zijn antwoord. Adrianus heeft dan al zo'n 120 dagen in de dodencel gezeten!

Reactie van de Gouverneur-Generaal d.d. 25 maart 1872
De reactie van [de secretaris van] de
Gouverneur-Generaal d.d. 25 maart 1872
"EXTRACT uit het Register der Besluiten
van den Gouverneur-Generaal van
Nederlandsch-Indië
Buitenzorg den 25 Maart 1872

Gelezen
1. het rekest, gedagtekend Semarang 20 Februarij 1872 van J. Lijnen pastoor bij de Roomsch Katholijke gemeente aldaar, houdende verzoek aan van den europeeschen fuselier A. van der Poel algemeen stamboek Nr 51421 gratie te verlenen van de straf des doods met den kogel, waar... hij terzake van feitelijke  insubordinatie en insubordinatie door woorden bij vonnis van een Krijgsraad te Samarang van 25 November 1871, bekrachtigd bij arrest van het Hoog militair gerechtshof van Nederlandsch Indië van 5 Januarij 1872 is veroordeeld, ..... bij het besluit van 13 Januarij 1872 ... 16 op deze veroordeling het fiat executie ... .......
2. enz.
Is goed gevonden en verstaan.
                                            Aan
Aan
Den Heer J. Lijnen
pastoor bij de Roomsch Katholieke
Gemeente te Samarang
            ----
Aan den voornoemden fuselier A van der Poel ... gratie te verlenen van de straf des doods met den Kogel met verandering der straf in die van detentie voor den tijd van vijf achtereenvolgende jaren.
Extract dezes zal worden verleend(?) aan den adressant tot informatie
Accordeert met vnd Request
De Gouvernements Secretaris"

De doodstraf wordt dus ingewisseld voor een gevangenisstraf van vijf jaar. Een meerdere een mep verkopen kan natuurlijk niet getolereerd worden maar vijf jaar is toch een hele tijd voor zo'n vergrijp. Daarbij komt dat gevangenissen in die tijd wat minder humaan waren dan heden, zeker in Indië.

Op 5 juli 1876 wordt Adrianus uit het gevang ontslagen en wordt hij bij het 8e batallion Infanterie geplaatst. Dan staat hij kennelijk nog onder toezicht maar op 2 december 1876 wordt ook dat opgeheven. Eind 1875 heeft hij nog een meevaller: ter gelegenheid van de "viering der verjaring van 's Konings geboortedag" krijgt Adrianus zes maanden strafkorting.

Vooruit lopend op zijn terugkeer naar Nederland, krijgt Adrianus een gagement (pensioen) toegekend van f 200,- per jaar. Ter vergelijking, de in de fam. Schultze voorkomende Generaal Majoor K.F. Schultze, krijgt in 1878, na zijn diensttijd in Indië, een pensioen van f 5.500 per jaar. Verschil moet er zijn.
Op 21 maart 1877 vertrekt Adrianus met het stoomschip Conrad naar Nederland om op 7 mei het Nieuwe Diep weer op te varen. Adriaan is na 15 jaar weer thuis!

SS Conrad
SS Conrad met mogelijkheid om het zeil te hijsen
waarschijnlijk om economische redenen
Maar niet voor lang. Op 30 augustus van hetzelfde jaar overlijdt Adrianus in Halsteren, 47 jaar oud. Waaraan weet ik niet.

Pastoor Lijnen schrijft niet alleen een gratieverzoek voor Van der Poel. Hij doet dat ook voor:
- Dirk Leonard Snitman, geb. te Grave op 15-11-1835, doodstraf omgezet naar 6 jaar kruiwagenstraf* en vervallen verklaring van de militaire stand.
- Wilhelmus Meijer, geb. te Amsterdam ca. 1849, doodstraf omgezet naar 6 jaar kruiwagenstraf.
- Jean Baptiste Masseaux, geb. te Antwerpen in juni 1834, doodstraf omgezet naar 10 jaar kruiwagenstraf en vervallen verklaring van de militaire stand.
- Andries Cogh, geb. te Maastricht op 17-3-1829, doodstraf omgezet naar 6 jaar detentie.
- Michael Bernardus Tholenaar, geb. te Breda op 20-2-1840, doodstraf zou zijn omgezet in een onbekend aantal jaren detentie. Hij overlijdt op 13-6-1883 in een/het krankzinnigengesticht te Soerabaja.
- Johann Christoff Petersen, doodstraf. De uitkomst van het gratieverzoek is (mij) niet bekend.
- Adrianus Woudenberg, geb. te Zwammerdam op 8-3-1837, doodstraf, gratieverzoek afgewezen. Adrianus wordt "ter executie gelegd" op 24-5-1871.
- Hendrikus Anthonius Loomeijer, geb. te Haarlem op 17-8-1845, doodstraf. De uitkomst van het gratieverzoek is (mij) niet bekend.
- Johannes Cornelis van Dalsum, geb. te Breda op 15-1-1850, doodstraf. De gratie wordt kennelijk verleend want op 18-5-1876 wordt een verzoek van zijn vader, om zijn gevangenisstraf kwijt te schelden, afgewezen. Hij overlijdt op 15-10-1881 in Semarang en laat f 2.- na...
- Simon Eg, geb. te Den Helder op 10-11-1842, doodstraf. De uitkomst van het gratieverzoek d.d. 15-9-1873 is (mij) niet bekend.
Update: 22 nov. 2021: Eg overlijdt te Semarang op 18-11-1873, Hij is waarschijnlijk geëxecuteerd. 
In zijn stamboek staat dat Eg geboren is in Alkmaar maar dat is niet juist.
- Martinus Nolbart, geb. te Ooltgensplaat op 9-6-1843, doodstraf omgezet naar 10 jaar detentie en vervallen verklaring van de militaire status.
- Update 29 nov. 2021: Lambertus Tegenbos(ch), geb. te Gestel en Blaarthem op 9-4-1841. De uitkomst van het gratieverzoek is (mij) niet bekend maar hij is waarschijnlijk geëxecuteerd want hij overlijdt op 4-8-1873 te Semarang.

En dan zijn er nog vijf anderen waarvan de namen slecht leesbaar zijn respectievelijk geen gegevens te vinden zijn. Als pastoor Lijnen nog zou leven, ik zou hem vragen wat er staat geschreven. Maar hij is inmiddels 'de betreurde' want overleden op 10 juni 1882 in Batavia. Hij is begraven in Semarang.

* Dwangarbeid met de kruiwagen.

Summary in English of this post titled 'The priest and the death penalty.

When looking for information related to the Roman Catholic orphanage in Indonesian Semarang during the 1870s, I ran into several draft pardon requests. They were written by the local priest named Joseph Lijnen. Apparently, he cared about the fate of soldiers sentenced to death. 

In all cases, it concerned ordinary soldiers (or corporals) sentenced for committing physical insubordination and insubordination by words. Insulting your superiors was not taken lightly... The priest addressed his pardon requests to the highest-ranking authority in the Dutch East Indies, the Governor-General in capital Batavia (today's Djakarta). In most cases, not in all, the Governor consented and granted the pardon. 

As you can see in the third and fourth images, you need a little patience and a sharp eye to decipher the handwriting. It was helpful to have access to the military staff files of many of these men. The second image is an example of such a document. It belongs to Adrianus van der Poel, the soldier appearing in the draft requests shown.

In case you are looking for specific persons who experienced the same treatment, the family names of most of these soldiers have been underscored in the text above. Should you have further questions, please leave a comment underneath this post.

Monday, 25 March 2019

Een duistere familieband ofwel hoe Maria haar T verloor

For the English version of this text, please click here.

Het begin
Stel je eens voor, je bent een meisje van goed 14 jaar, het is 1880, je bent zwanger, je komt uit het verre Ned. Indië in Amsterdam aan, je komt in huis bij volslagen onbekenden en je schenkt het leven aan een zoon! Dat overkwam Maria Johanna Francisca Schulze, de bet-overgrootmoeder van onze kleinzoon Tobias Hendrik.
Tot voor kort was het volslagen onduidelijk wie zij was, waar ze vandaan kwam en waar ze na de bevalling naar toe is gegaan. Vanwege al deze vragen en onduidelijkheden, heb ik eerder op dit blog over haar geschreven. Gelukkig worden die verhalen door anderen gelezen. Eén van die anderen was een dame uit Z. die met een waardevolle tip kwam waardoor een aantal onduidelijkheden opgehelderd kon worden. Maar laten we terug gaan in de tijd en de gebeurtenissen in chronologische volgorde zetten.

  1. Op 28 juli 1825 wordt in Twello (Gld) ene Karel Frederik Schultze (met een t) geboren. Hij is de zoon van Johan Hendrik George Schultze, een provinciaal veearts, en zijn tweede vrouw Anna Maria Geertrudis Homann. Karel Frederik is de oudste zoon en de op één na jongste van zes kinderen uit dit huwelijk.
  2. Zo'n 15 jaar later komt op 5 mei 1840 in Deventer Hendrika Scheeffer ter wereld. Haar moeder is een halfzuster van de hiervoor onder 1. genoemde Karel Frederik. Haar naam is Catharina Josephina Schultze, kind uit het eerste huwelijk van haar vader Johan Hendrik George. Hendrika Scheeffer trouwt in 1877 met de door de wol geverfde - het is zijn derde huwelijk - Amsterdammer Gerrit Box. Zij gaat met hem in de hoofdstad wonen, in de Marnixstraat 100.
  3. Weer 15 jaar later vinden we de inmiddels bijna 30-jarige Karel Frederik Schultze (KFS) als 1e luitenant van het Oost Indisch Leger aan de westkust van Sumatra. Het is 23 mei 1855. Hij wordt overgeplaatst naar het 11e bataljon.  Bijna 3 jaar later gaat hij naar het garnizoens-bataljon gelegerd te Palembang. We schrijven 28 januari 1858, KFS is inmiddels bevorderd tot kapitein.
  4. Op 28 november 1860 is KFS nog steeds in Palembang, bij het garnizoens-bataljon.
  5. Volgens diverse bronnen wordt op 1 oktober 1865 in Palembang een meisje geboren. Zij heet Maria Johanna Francisca Schultze (MJFS). Haar ouders worden nergens genoemd.
  6. Wonend in Padang, gelegen aan de westkust van Sumatra, koopt KFS op 30 oktober 1867 het buiten Jagtrust in Boxtel (NB).
  7. Op 1 februari 1870 overlijdt in Banjermassin Meinard Simon du Pui, majoor bij de artillerie o.a. op Sumatra. Hij laat zeker drie meisjes achter (zie 17), waarschijnlijk kinderen die hij kreeg bij Fatima Arabia Manggoer/Mangoor. Te oordelen aan de naam, was dit een inlandse vrouw, een njai.
  8. In september 1870 wordt in Banjermassin (Borneo) een jongetje te vondeling gelegd. Er wordt geschat dat hij ca. 6 maanden oud is. Hij heeft/krijgt de naam Goesti Amat. Niet alle bronnen zijn het over zijn geboortedatum/-jaar eens. Wanneer Goesti in 1882 arriveert in het jongenspensionaat St. Louis in Roermond, noteert men dat hij op 6 oktober 1872 geboren is, een geboorteplaats ontbreekt.
  9. Uit een briefwisseling met het Ned. Indische Rode Kruis, blijkt dat luitenant-kolonel KFS rond 8 januari 1871 militair commandant te Banjermassin was.
  10. Op 23 mei 1876 wordt de dan in Batavia woonachtige KFS bevorderd tot generaal-majoor.
  11. De inboedel van zijn huis aan het Waterlooplein wordt 'wegens vertrek' op 31 juli 1876 geveild. Tot de boedel behoren o.a. een kinderwagentje en een goed gedresseerd kinderrijpaard.
  12. Op 5 augustus 1876 vertrekt KFS met enig ceremonieel aan boord van de ss Koning Willem III naar of Soerabaja of Semarang om daar het commando van de 2e militaire afdeeling op Java over te nemen.
  13. KFS is, zij het laat, aanwezig in Semarang bij de inscheping van het 5e bataljon op 6 juli 1878. Drie maanden later gaat KFS met pensioen.
  14. Op 28 juni 1879 komt de generaal, vergezeld door "1 kind" , uit Semarang met de ss Sindoro aan in Batavia. 
  15. Drie maanden later, op 23 september, vertrekt KFS, dit keer vergezeld door "kinderen", met het Engelse ss Hampton naar Nederland.
  16. Op of rond 20 november 1879 laat KFS zich inschrijven in het bevolkingsregister van Boxtel (NB). Hij staat daar te boek als broer van de hoofdbewoner/-ingeschrevene, zijn zuster Amalia. Ook wordt ingeschreven Maria Johanna Francisca Schultze (MJFS) komend uit Batavia. Zij wordt vermeld als zijnde het nichtje van hoofdbewoner Amalia.
  17. Op die 20e november worden ook nog ingeschreven Goesti Amat, dit keer geboren in 1873 maar wel in Banjermassin, en drie zusjes Dupui allen komend van Batavia. Die zusjes zijn Marie Frederique (13-4-1863), Louise (8-9-1864) en Marguerite (21-8-1869), allemaal ook in Banjermassin geboren.
  18. Een half jaar later, op 4 april 1880, wordt in Amsterdam Frans Schulze (zonder t) geboren. Op de inschrijving in de burgerlijke stand staat Maria Johanna Francisca Schulze (ook zonder t) als moeder genoemd. Er staat bij dat zij in Semarang woont. Als plaats van geboorte wordt genoemd de Marnixstraat 100. De aangifte wordt gedaan door Dr. Maurits Meijers die niet ver daar vandaan op de Marnixkade woont.
  19. De hoofdbewoner van het huis in de Marnixstraat is Gerrit Box die daar met zijn (3e) vrouw, Hendrika Scheeffer, woont. Zij beschouwen Frans, die, getuige een foto, duidelijk (ook) Indisch bloed heeft, als hun pleegzoon. Als zodanig staat hij ook in het Amsterdamse bevolkingsregister vermeld.
  20. Drie dagen na de geboorte van Frans gaan de drie zusjes Dupui van Boxtel naar Uden. Ze worden ingeschreven in de kostschool van de zusters Ursulinen die daar ook een klooster hebben.
  21. In juni 1880 wordt MJFS (met een t) ingeschreven in het pensionaat voor jonge juffrouwen van de Zusters Franciscanessen in Heijthuizen (L). Ze is nog geen 15 jaar oud.
  22. Op of rond 13 oktober 1881 wordt MJFS weer ingeschreven in het bevolkingsregister van Boxtel, nu als nichtje van KFS, de hoofdbewoner (waarschijnlijk van het buiten Jagtrust). Ook Goesti Amat en het oudste meisje Dupui, terug uit Uden, worden hier genoemd. De laatste vertrekt op 24 april 1886 naar Weltevreden/Batavia.
  23. Goesti Amat wordt ingeschreven in het jongenspensionaat St. Louis in Roermond.
  24. KFS overlijdt op 11 december 1885 in Boxtel. In de memorie van successie, opgemaakt om zijn nalatenschap te waarderen, wordt geld gereserveerd om de opvoedingskosten over 1885 voor zowel Goesti Amat als MJFS te betalen. Zowel Goesti als MFJS wordt in de memorie "des erflaters pupil" genoemd.
  25. Tijdens de begrafenis op 15 december wordt deelneming betuigd aan o.m. de wezen, kinderen van een strijdmakker die KFS uit Indië mee heeft gebracht.
  26. Goesti Amat vertrekt op 17 april 1886 uit het pensionaat in Roermond.
  27. Op 28 september 1887 vertrekt MJFS na 7 jaar uit Heijthuizen en gaat naar Rotterdam. Zij gaat daar als winkeljuffrouw aan de slag in de corsettenwinkel van de dames M. & V. de Bièvre in de Hoogstraat 305.
  28. Ruim 2 jaar later, op 30 november 1889, wordt MJFS ambtshalve uitgeschreven uit het Rotterdamse alleenstaandenregister. Op diezelfde dag vertrekt de ss Zuid Holland van Rotterdam naar Batavia.
  29. Goesti Amat trouwt op 18 mei 1903 in Maastricht. Hij heeft er wel een paar voornamen bijgekregen: Frederik Ludwig Maria Goesti. Hij heeft het inmiddels tot sergeant-majoor geschopt. Een aantal jaren later is hij boekhouder.
  30. Hendrika Scheeffer, de pleegmoeder van Frans Schulze (zonder t), overlijdt op 10 augustus 1904 in Bussum. De rouwadvertentie tekent hij met "F. Schultze", met een t dus.
  31. In de memorie van successie, opgemaakt door de Amsterdamse notaris Schultz (sic), ter waardering van de nalatenschap van Hendrika Scheeffer en opgemaakt door haar pleegzoon Frans Schulze, voegt deze Frans aan zijn naam toe "... Schulze (zich schrijvende Schultze), wonende ..." Frans is de enig erfgenaam.
  32. Frans overlijdt op 9 oktober 1952 in Amsterdam. Hij vindt zijn laatste rustplaats in het graf van zijn pleegmoeder op de Algemene Begraafplaats in Bussum.
Frans Schulze (4-4-1880/9-10-1952)
Kleinzoon en ...
Karel Frederik Schultze (28-7-1825/11-12-1885)
... grootvader?? 





















Een hypothese gestoeld op feiten
Toen ik mij voor het eerst - in genealogisch opzicht - op de voorouders van mijn schoondochter stortte, stootte ik al gauw op de ongehuwde moeder Maria Johanna Francisca Schulze. Hoewel ik me er al bijna bij had neergelegd dat dit wel weer zo'n brick wall zou blijken te zijn, zo'n zoektocht in een doodlopende steeg, bleef zij mij toch bezighouden. Alleen al het gegeven dat in archieven noch over haar herkomst, noch over haar bestemming na de bevalling iets te vinden was, was voldoende aanleiding om me toch met onregelmatige tussenpozen met Maria bezig te houden.
In de familie was niets bekend over enige familierelatie tussen Maria en het Amsterdamse echtpaar waar zij haar kind ter wereld had gebracht (zie alinea 18 & 19 hierboven). Het echtpaar zag het kind als pleegkind (19) en ook na hun overlijden wordt in het testament niets over een familierelatie gezegd.
Maar in de familie was wel bekend dat Maria's zoon Frans de enige erfgenaam was van de nalatenschap van zijn pleegouders én dat hij begraven was in het graf van zijn pleegmoeder (32). Met name dat laatste gegeven was toch wel opmerkelijk en suggereert meer dan alleen maar een mooie  band tussen pleegmoeder en pleegzoon. Vanwege die laatste omstandigheid, heb ik toen besloten om de familie van de pleegouders aan een genealogisch onderzoek te onderwerpen.
Die pleegouders zijn Gerrit Box en Hendrika Scheeffer. Met de voorouders van Gerrit was ik gauw klaar, binnen die familie Box was geen enkel aanknopingspunt te vinden. Niets dat op enige binding met Maria duidde.
Bij Hendrika vond ik al gauw iets dat hoop gaf. De moeder van Hendrika bleek een Schultze te zijn (2). Weliswaar in tegenstelling tot Maria's naam Schulze, met een t maar toch. Na een hele genealogie Schultze opgezet te hebben bleek o.a. dat een zus van Hendrika de voornamen Maria Francisca had. Dat was hoopgevend maar het bracht me niet verder. Ook het nagaan of Maria misschien een kind was van een ander mannelijk familielid van Hendrika, bracht geen verdere aanwijzing van een familieband.

Een welkome e-mail
Op een gegeven moment ontving ik een e-mail van de eerder genoemde dame uit Z. Zij had mijn blogs over Maria gelezen, was geïntrigeerd geraakt en gaan zoeken in twee richtingen. Ik had al gevonden dat Maria op een bepaald moment (21) naar Heijthuizen was gegaan maar kon daarover niets meer vinden. Deze dame wel! Nu was bekend hoe lang Maria daar geweest was. Mevr. M.L., de dame uit Z., haakte ook aan op het Indische aspect. Immers, bij de geboorte van Frans had Maria op de geboorteakte laten vermelden dat zij woonachtig was in "Samarang" zoals het huidige Semarang op Java toen genoemd werd (18). Bekend was al dat Maria in 1865 geboren zou zijn in Palembang op Sumatra (5). Mevr. M.L. ontdekte dat ene Karel Frederik Schultze zich rond die tijd als militair ook in die omgeving ophield (3 & 4). Karel Frederik was mij wel bekend maar, omdat hij niet getrouwd was, was hij voor mij afgevallen als iets te maken hebbend met Maria. Mevr. M.L. wees er ook op dat het in Indië voor blanke Europeanen niet ongebruikelijk was er een inlandse concubine op na te houden, de zogenoemde njai. Soms werd er getrouwd, om de uit die relatie voort-komende kinderen enige status te geven, maar vaak ook niet.

Omdat er later ook sprake van was dat Karel Frederik zich bekommerde om ontheemde kinderen (8 en 17), was er alle aanleiding om zijn militaire carrière wat verder te volgen.
In 1871 blijkt Karel Frederik in Banjermassin te zijn als militair commandant (9). Kort daarvoor wordt daar Goesti Amat gevonden (8) en overlijdt de vader van de meisjes Dupui (7). Allemaal, inclusief Maria, duiken zij jaren later op in Boxtel (NB) (16 & 17).

Na Banjermassin wordt KFS kennelijk overgeplaatst naar Batavia want in 1876 wordt hij daar bevorderd tot generaal-majoor (10). Eveneens in 1876 krijgt hij een nieuwe positie, waarschijnlijk in Semarang. De inboedel van zijn huis aan het Waterlooplein in Batavia wordt geveild. Daaronder, hoewel je dat bij de ongetrouwde generaal niet zou verwachten, zaken die duidelijk op kinderen gericht zijn (11). In juli 1878 is KFS zeker in Semarang, de plaats waar Maria in 1880 zegt woonachtig te zijn, en drie maanden later gaat hij met pensioen (13). Het jaar daarop komt hij uit Semarang in Batavia aan in het gezelschap van "1 kind" (14). Op 23 september 1879 vertrekt hij met "kinderen" per schip naar Nederland (15).

Na aankomst in Nederland laat KFS zich in Boxtel inschrijven, samen met Maria, de meisjes Dupui en Goesti Amat (16 & 17). Eerst is dat op het adres van zijn zuster Amalia, later in het tijdens zijn verblijf in Indië gekochte buiten Jagtrust, ook in Boxtel. Al die tijd staat Maria te boek als "nicht", eerst van Amalia, daarna van Karel Frederik. Ondanks haar inschrijving in Boxtel, brengt zij 7 jaar door in een internaat in Heijthuizen (21 & 27). Het staat vast dat de kosten van tenminste een deel van die periode worden betaald door KFS (24). Na Heijthuizen gaat Maria als winkeljuffrouw aan de slag in een Rotterdamse corsettenwinkel (27) en na ruim twee jaar wordt zij ambtshalve uit het Rotterdamse alleenstaandenregister uitgeschreven. Het is 30 november 1889. Kennelijk is zij al eerder verdwenen en noteert de Rotterdamse ambtenaar een voldongen feit. Toeval of niet, op diezelfde datum vertrekt er een schip uit de Rotterdamse haven naar Indië (28). Onder de passagiers is geen Maria te bekennen. Maar als zij, als een goed opgevoede jongedame van 24 jaar van Nederlands/Indische komaf, als bv. kinderjuffrouw aan boord is geweest, dan zal zij naar het gebruik van die dagen, niet expliciet genoemd zijn. In ieder geval ontbreekt van haar na die 30e november elk spoor zowel in Nederland als in Indië. Hebt u verdere aanwijzingen? Ik houd mij aanbevolen, mijn e-mailadres is patmiebies at gmail dot com.

Omdat Maria de achternaam Schultze heeft en van haar wordt gezegd dat zij een nichtje is van een zus en broer Schultze, mogen we wel een familierelatie veronderstellen. Maar wie haar vader is blijft onduidelijk. Eigenlijk is de enige persoon die daarvoor in aanmerking komt, de generaal zelf. Hij zou dan in Palembang een relatie gehad moeten hebben met een Indische vrouw. Daardoor zou Maria gemengd Nederlands/Indisch bloed gehad kunnen hebben. Het uiterlijk van haar zoon Frans wijst daarop. De andere optie is dat de generaal Maria's zoon Frans heeft verwekt. Gezien het uiterlijk van Frans moet ook in  dat geval Maria stevige Indische wortels hebben gehad . Maar dan is het minder logisch dat zij de achternaam Schultze draagt. Gezien de bemoeienissen van KFS met ook andere hulpbehoevende (half-)wezen, lijkt de eerste optie de meest waarschijnlijke.
Blijft wel de vraag wie de verwekker is van de in Amsterdam geboren Frans. "Technisch gezien" is hij verwekt rond 4 juli 1879. Op dat moment was Maria net uit Semarang in Batavia aangekomen op weg naar Nederland (14). Eveneens technisch gezien zou de generaal de vader kunnen zijn. Maria was op dat moment 13 jaar! Ik houd dat ook daarom voor minder waarschijnlijk. Ten eerste lijkt het sociale gedrag van KFS m.b.t. kinderen daar geen aanleiding toe te geven en ten tweede zou hij zijn zoon dan geheel buiten zijn gezichtsveld in Amsterdam hebben laten opgroeien. Daar is misschien wel wat voor te zeggen maar dan zou van die relatie binnen de familie wel iets bekend zijn geweest. De enige aanwijzing in die richting zou kunnen zijn dat Frans zich bij een paar gelegenheden ook wel met de naam Schultze tooide. Maar dat kan ook een hommage aan zijn moeder geweest zijn (30 & 31).
Vooralsnog blijft dus onduidelijk wie de vader van Amsterdamse Frans is. Alleen DNA-onderzoek kan hier nog helderheid brengen*.

De verloren t
Temidden van alle onduidelijkheden kunnen we één ding wel met zekerheid vaststellen. Dat is de datum waarop de "t" uit de naam Schultze is verdwenen. Immers, op 6 april 1880, de dag dat de arts die de bevalling heeft begeleid, aangifte van de geboorte van Frans doet (18), vertelt hij de ambtenaar de naam van de moeder. Fonetisch gezien is het verschil in uitspraak tussen "Schultze" en "Schulze" minimaal. Dus dat de docter het één heeft gezegd en de ambtenaar het ander heeft gehoord en opgeschreven, is niet zo verwonderlijk. Maar op dat moment is de "t" verloren gegaan en sindsdien moeten alle nakomelingen van Frans het zonder doen.

Tot slot mijn dank aan mevr. M.L. te Z. voor haar waardevolle bijdragen aan de ontrafeling van dit verhaal!


*Daartoe moeten de Y-chromosomen van een mannelijke nakomeling van Frans en van een Schultze worden vergeleken.

Foto K.F. Schultze: https://rkd.nl/nl/explore/images/169393
Foto F. Schulze: privé collectie

Sunday, 24 March 2019

The disappeared ancestor and the lost T

Voor de Nederlandse versie van dit blog, klik hier.

The beginning
Just suppose, you are a 14 year old girl, you are pregnant, it is 1880, you arrive in Amsterdam from the Dutch East Indies, you find yourself in the house of complete strangers and there, you deliver a son! That is what happened to Maria Johanna Francisca Schulze, the great-great-grandmother of our grandson Tobias Hendrik.
Until recently it was completely unclear as to who she was, where she came from and where she went to after delivering her baby. I wrote about all this earlier.
Fortunately I am not the only one reading these texts, others do as well. A lady sent me a valuable hint which helped me very much clarifying a number of uncertainties. After having set all the known facts in chronological order, the following picture emerges.

Looking for clues
Ever since the early 17th century until just after WW2 the East Indies have been a Dutch colony. And no colony without military presence. One of them was Karel Frederik Schultze who served there in various positions during the second part of the 19th century. He was a commanding officer in southern en western Sumatra (a.o. Palembang), in southern Borneo (Banjermassin) and on Java in capital Batavia and in Semarang. Ultimately he became a major general.
All  this, including the existence of the major general, was unknown to me when I delved into the ancestors of our grandson Tobias. By the time I got to his 4th great grandmother I ran into what appeared to be a brick wall. Her name was Maria Johanna Francisca Schulze (written without a t before the z). In short the problem with her was that neither did I know where she came from nor where she went to after the delivery. I did know that she delivered a child called Frans. This event took place in Amsterdam in the house of what seemed to be complete strangers. The calender reads April 4, 1880. On the birth certificate of Frans it says that his mother lives in Semarang. No father is mentioned so Frans bears the last name of his mother: Schulze.
Frans stayed behind in Amsterdam and was brought up by the couple in whose house he was born. Their names are Gerrit Box and Hendrika Scheeffer. The Amsterdam population register shows Frans as their foster son. So there seemed to be no family relationship. All I was able to find was that at one point Maria went to Heijthuizen, a small village in the southern part of the country. And almost 7 years later she pops up in Rotterdam as a shop assistant. There, in the singles archive, I found she was born in Palembang on October 1, 1865. In 1889 she disappears from the radar.
Desperate for clues as to her origin I first started investigating the Box-Scheeffer family. The Box-side did not provide anything useful but the Scheeffers produced something that I initially considered a coincidence. And that something was that Hendrika Scheeffers mother was part of a Schultze (with a t) family. However, Schultze and Schulze is close but not the same. Still I looked further into the Schultze family for a good reason. Earlier research turned up proof that on two occasions Frans Schulze, Maria's son, called himself Schultze… Another peculiarity was that when Frans died in 1952, he was buried in the grave of his foster mother. All this was food for thought and sufficient reason to suspect that there must be a family tie somewhere. But nowhere did I find a connection. I couldn't find a male Schultze who had a daughter named Maria Johanna Francisca.

A tip of the veil in an email
One of the advantages of blogging is that other people (hopefully) read it. And sometimes these other people react and make helpful remarks. One day a lady emailed me that one Karel Frederik Schultze was a military man living in the Dutch East Indies, in particular in Palembang.
When I looked into the Schultze family earlier I also found this Karel Frederik. But since he was unmarried, I ignored him. I was also unaware of his presence in the Dutch colony. So when I received the ladies message I decided to concentrate on his stay in the East Indies. I soon found out that when Maria was born in Palembang on October 1, 1865, Karel Frederik was there as well. He was also in Banjermassin on Borneo in 1870 when a foundling was taken care of there. Earlier that year army major Meinard Simon Dupui died in the same city leaving behind three little girls.
According to newspaper articles the major general retired and subsequently travelled from Semarang to Batavia in 1879. He was accompanied by "1 child". Later that year he boarded the English steamer Hampton from Batavia to Rotterdam. The passenger list shows that there were "children" (plural) in his party.
All these children including Maria later show up in the population register of Boxtel, a community in the southern part of the Netherlands where the major general bought himself a manor. The only difference with the Amsterdam birth certificate is that here her last name is written as Schultze, not Schulze.
When the general dies in december 1885, a speaker at his burial praises him for taking care of orphans whom he took with him from the East Indies. In the tax return drawn up by a notary public after his death, money is set aside to pay for the education of both Maria and foundling Goesti Amat.
In the Boxtel register mentioned above, Maria is mentioned as the niece of Karel Frederik. (Please note that the Dutch word for niece is nicht also meaning cousin.) 
So no doubt there is a family relationship between the two. The question is what that relationship exactly was.

A hypothesis based on facts
Since I couldn't find any male Schultze who could fulfill the role of Maria's father, the only option is that unmarried Karel Frederik is her daddy.
Is that possible or even likely? In those days it was an accepted practice for unmarried Dutchmen living in the East Indies, to live with a native woman, a socalled njai. Children from these relationships obviously had mixed blood and were called Indo's, even today. In a number of cases these couples got married but not always.
My assumption is that the major general was involved in such a relationship which resulted in the child Maria Johanna Francisca. To give her a certain social status he gave her his name. Whether he did that already there in the colony or upon arrival here, I don't know. There may have been social conventions here that forced the unmarried general to call Maria his niece. Following this supposition means that Karel Frederik is the grandfather of Amsterdam born Frans, a boy with obvious Indian traits. In this hypothesis the father of Frans remains unknown.
Another possibility is that Karel Frederik is Frans' father. It is possible but in my view not very likely. Because of all the other orphans he has taken care of, I do not feel he is the person to abuse a 13 year old girl. The fact that Frans grew up in Amsterdam, and not in Boxtel, also somewhat contradicts Frans being his son, certainly if his name should be Schultze. He might have called him his little cousin and had him live near him. In any case nothing is known about this in the Schulze family and no doubt would there have been stories about Frans being the child of a general…

Frans Schulze
Amsterdam, 4-4-1880/Bussum 10-14-1952
Grandson and ...
Karel Frederik Schultze
Twello, 7-28-1825/Boxtel, 12-11-1885
... grandfather??






















The lost t
Amidst all uncertainties, one thing is clear. And that is the date on which the "t" disappeared from surname Schultze.
On April 6, 1880, Maurits Meijers, the MD who helped Maria with the delivery of Frans in Amsterdam, informs the civil servant in the cities town hall about the name of the mother. Phonetically both Schultze and Schulze are almost the same. So the doctor may have said one thing, the civil servant understood what he wrote down. And that is when the "t" got lost. Ever since Frans and his offspring will have to do without. Such is life.

In conclusion I like to express my appreciation to Mrs. M.L. in Z. for her valuable contribution in the unraveling of this story!

Photo credits:
F. Schulze: private collection

LinkWithin

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...