In de genealogie draait heel veel rond de familienaam van de man, in
ieder geval tot voor kort. De familienaam van de man bepaalt de naam waar de
kinderen het hun hele leven normaal gesproken mee moeten doen. Ben je door
omstandigheden getooid met de naam van je moeder, dan worden er, zeker in
bepaalde leefgemeenschappen, nog steeds wenkbrauwen gefrontst.
Gens Nostra, september 2006 |
Hoewel het door de generaties heen hanteren van de naam van de man voor
genealogen een zeker gemak heeft, zit er tegelijkertijd een bepaald risico aan
vast. En dat risico is dat iemand wel de naam van zijn vader kan dragen maar zeker weten of de goede man
ook daadwerke-lijk (wel een toepasselijk woord in dit verband) zijn vader is,
dat moet hij (of zij) maar afwachten. De vreemde bok die in allerhande weitjes
graast, is een beestje van alle tijden. De vraag is alleen hoe aktief die
bokken door de tijden heen zijn geweest. En daarover verschillen de meningen
nogal. Wanneer je zo hier en daar op internet rondneust moet je haast wel tot
de conclusie komen dat (in Nederland ?)
van alle geboren kindertjes tussen de tien en dertig procent verwekt zou zijn
door een ander dan de legitieme vader. Ik vind dat eerlijk gezegd nogal hoge
percentages. Er wordt dan onder meer geschermd met uitspraken van bedrijven die
zich met DNA-testen bezig houden. Daar zouden hoge percentages mismatches geconstateerd worden. Maar
ja, die vragenstellers hebben natuurlijk vaak al enige twijfel. Anders zou de
vraag niet gesteld worden. Dat is dus niet een echt representatieve groep.
Mijn mede-NGV-lid, de heer B. van Dooren ,
heeft in september 2006 hierover een artikel geschreven in Gens Nostra. Ook hij
had zo zijn twijfels over allerlei uitspraken op dit terrein. Veel zoeken
leidde toen tot de conclusie dat er slechts één goed (Zwitsers) onderzoek is
geweest met als uitkomst dat maximaal één procent van de veronderstelde vaders
niet de biologische vader was. De reden dat er zo weinig onderzoek naar dit
onderwerp is gedaan is dat het veelal op ethische problemen stuit.
Hoewel DNA-onderzoek langs de mannelijke lijn (Y-chromosoom) tot
redelijk zekere uitspraken kan leiden , hebben ook
vrouwen een DNA-element dat praktisch onveranderd van moeder op dochter
overgaat. Dat is het mitochondriaal DNA (mtDNA). Van vrouwen die gezamenlijk in
een matrilineaire lijn (moederslijn) voorkomen, kan daarom met zekerheid gezegd worden dat
zij van elkaar afstammen.
In onze familie is de langste moederslijn die ik heb, die van onze
dochter. De lijn gaat acht generaties terug, naar de 2e helft van de 18e eeuw.
Sibbeltje Jans Potter (? - ?)
Allegonda Elisabeth Steenstra (Bozum, ca. 1792 - ?)
Sibbeltje Pieters Boomsma (Wymbritseradeel, 8-5-1813 - ?)
Alegonda Elisabeth Veldhuis (IJlst, 16-6-1836 – Smallingerland, voor 1882)
Sibbeldina Schokker (Wymbritseradeel, 7-4-1864 – Hoogezand, 18-6-1895)
Ietje Klopstra (Groningen, 10-7-1892 – Den Haag, 15-11-1983)
Trijntje Sibbeltje Venema (Onstwedde, 5-3-1920 – Den Haag, 16-2-2007)
Adriana Orie (Den Haag, 29-8-1943)
Paula Miebies (Amstelveen, 12-5-1970)
Ietje Klopstra |
Trijntje Sibbeltje Venema |
Adriana Orie |
Paula Miebies |
Het is toch leuk om je te realiseren dat wanneer je dochter langs komt, je zeker weet dat er acht generaties DNA-geschiedenis bij je op de bank zit.
Omdat
ik aanneem dat Sibbeltje Jans Potter, Paula’s oudbetovergroot-moeder, in
Friesland leefde, kan
ik nu ook vaststellen dat Paula langs de bloedlijnen van moederskant voor 12,5%
Friezin is, 37,5% Groningse en 50% Haagse. Maar dat is een wat dubieuze
redenatie. In ieder geval kan
je wel zeggen dat we allemaal moederskindjes zijn. En daar zult u het mee
moeten doen.
No comments:
Post a Comment
All comments will be moderated before being published...