Pagina's

Friday, 17 December 2021

Een geestelijke op wereldreis

For a summary in English please scroll down.

In de aanloop naar het schrijven van dit blog, probeerde ik mij voor te stellen hoe een Limburgs jongetje begin 19e eeuw naar zijn omgeving heeft gekeken. Ik neem aan dat zijn horizon niet ver buiten zijn dorpje heeft gelegen. Als kind van een dagloner zal er weinig aanleiding zijn geweest om naar de grote stad Sittard te gaan, om van verder weg maar niet te spreken. Je kunt je dus wel afvragen of zo'n in 1815 in Dieteren (L) geboren jongetje b.v. wist wat een 'zee' was. Op z'n best zal hij de een paar kilometer verderop gelegen Maas hebben aanschouwd. Maar kleine jongetjes worden groot. Het kleine jongetje wordt de geestelijke Mgr. Joseph Lijnen die vanaf 1848 in Nederlands(ch) Indië aan de slag gaat. Eerst als pastoor in Padang op Sumatra en tien jaar later in dezelfde functie in Semarang op Midden-Java. Hij heeft dus in 1848 al een zeereis van Nederland naar Indië gemaakt. Hoe de zee er uit ziet, dat weet hij dus inmiddels wel. Maar dit is niet zijn laatste reis.

In Semarang zet de pastoor zich naast andere zaken, ook in voor het R.K. Weeshuis aldaar. De situatie die hij daar aantreft, wordt omschreven als 'treurig'. Het was zelfs zo erg dat hij besluit, voor het eerst in 20 jaar, in 1868 terug te gaan naar Nederland om hulp te organiseren. In die dagen was dat geen besluit dat je licht nam. Reisbureaus bestonden nog niet en de reis van Semarang naar Batavia, vanwaar de meeste schepen naar Nederland vertrokken, is ook geen sinecure. Maar die reis gaat voorspoedig en in de loop van 1868 arriveert hij in zijn geboortedorp Dieteren. Hij heeft het idee opgevat hulp te gaan vragen in het aan de overkant van de Maas gelegen klooster van de Franciscanessen in Heijthuijzen. Hoewel de Moeder-Overste aanvankelijk veel wel degelijk bestaande beren op de (zee)weg zag, gaat ze uiteindelijk overstag (-: omdat de Bisschop er wel oren naar heeft. De hulp bestaat uit een grote groep zusters Franciscanessen waarvan er tien met pastoor Lijnen mee zullen gaan naar het weeshuis in Semarang. De zusters reizen onder leiding van de 34-jarige Moeder Alphonse die 30 december 1834 in Helden (L) geboren werd als Petronella Hoeben.

Ik weet natuurlijk niet of pastoor Lijnen de Nieuwe Rotterdamsche Courant las maar daar stond op 1 september 1869 de volgende advertentie in:

NRC 1-9-1869
De Jacoba Cornelia was een houten bark met drie masten, een vrachtschip met passagiersaccomodatie. Als unique selling point wordt vermeld dat er verse melk aan boord is, getuige 'eene melkgevende Koe' in de advertentie. En ook nog een 'geëxamineerden Dokter'! In die tijd waren er kennelijk nog doktoren die geen examen hadden gedaan. De term 'gekoperd' heeft betrekking op het gegeven dat dit schip onder de waterlijn was voorzien van een koperen beplating als bescherming tegen zeewormen en aangroei. Al deze aanbevelingen getuigen van een goed gevoel voor het commerciële bij de eigenaren van het schip, de fa. Vaesen & Steinhaus. 
De Jacoba Cornelia was nog niet zo'n oud schip. De kiel werd op 18 juni 1851 gelegd op de scheepstimmerwerf 'De Onderneming' in Delfshaven. Het kon een lading vervoeren van zo'n 260 lasten oftewel ruim 500 ton. Daarnaast nog een passagiersaccomodatie voor tenminste 25 personen. Kort en goed, een betrouwbaar schip waaraan de pastoor zijn gezelschap had toevertrouwd, er kon vertrokken worden. Maar niet voordat pastoor Lijnen op 5 september 1869 een Hoofddienst had opgedragen in de O.L.V. Kerk aan de Wijnhaven in Rotterdam. De mis werd besloten met het zingen van het reisgebed, een onderdeel van de dienst dat niet overbodig zou blijken, waarna het gezelschap aan boord gaat.

Nadat het schip versleept was naar Hellevoetsluis, de voorhaven van Rotterdam*, ging het vandaar op 9 september met ZZW-wind onder zeil naar Batavia.

Bark Jacoba C
De bark Jacoba Cornelia met op de voorste mast de rederijvlag V+S (Vaesen & Steinhaus)
en op de achtermast de vlag van de kapitein: R340. Die kapitein was G.H. Lodewijks;
hij was de eerste kapitein van het schip tussen 1852-1855 en lid van het Rotter-
damse Zeemanscollege "Maatschappij tot Nut der Zeevaart" Ook de latere kapitein
 G. Jansen Gzn. was hier lid van. Zijn vlagnummer was R192.
De gebruikelijke route naar Indië voert via de Noordzee naar het Kanaal. En dat het daar ook slecht weer kan zijn, daar kwam kapitein Jansen al snel achter, als ie het nog niet wist. Op 14 september, vijf dagen na vertrek uit Hellevoetsluis, wordt de Jacoba Cornelia door vissers uit het nabij gelegen Deal de haven van Ramsgate binnen gesleept. In The Whitstable Times and Herne Bay Herald staat het volgende bericht.

The Whitstable Times and Herne Bay Herald
In het bericht staat dat zeilen en de tuigage verloren zijn gegaan. Het schip moet in de storm stuurloos zijn geweest. Maar kennelijk was die vissersboot uit Deal in de buurt om de Jacoba Cornelia op sleeptouw te nemen. Dat moet al een huzarenstukje op zich zijn geweest. Verplaatsen we ons een ogenblik in de gesteldheid van de Sisters of Mercy and Priests, dan is er weinig fantasie voor nodig om te vermoeden dat er menig schietgebedje opgezonden zal zijn. Het is goed dat er in de Rotterdamse O.L.V. Kerk nog geoefend is. Pas ruim een maand later is het schip zodanig gerepareerd dat de reis weer voortgezet kan worden. In de Shipping and Mercantile Gazette van 23 oktober 1869 staat dat de Jacoba Cornelia de 22e weer onder zeil is gegaan. Passagiers en bemanning hebben dus bijna 40 dagen in Ramsgate doorgebracht. Zouden ze aan boord gebleven zijn of toch maar in een logement? En zo'n reparatie kost geld. Heeft kapitein Jansen zoveel bij zich? Of wordt dat via Lloyd's in Londen geregeld? Geen idee.

Shipping and Mercantile Gazette
In ieder geval is het schip weer onderweg. De eerste geplande haven is die van Kaapstad, een reis van ongeveer 7.000 zeemijl. Normaal gesproken komen de eerste scheepsberichten dan daar vandaan. Maar soms is dat ook eerder. Dat is wanneer het schip een ander schip ontmoet. Dan worden er berichten en soms ook post uitgewisseld. Dan spreekt men van 'praaien', afgeleid van een ouder woord voor 'praten'. Bij aankomst in de eerstvolgende haven geeft men dan elkaars positie door aan de havenautoriteiten. Zo ook in dit geval.

Het Vaderland 27 december 1869
Het Vaderland 27-12-1869
Dit bericht van 27 december impliceert dat de Jacoba Cornelia op 18 november een ontmoeting echt midden op zee heeft gehad, bijna 400 km ten noorden van de evenaar. 40 dagen later staat het bericht in de krant hetgeen aangeeft dat het andere schip waarschijnlijk ook ergens in West Europa thuishoort althans daar naartoe voer.
Jacoba Cornelia route Ramsgate to Capetown
Globale route Ramsgate --> Kaapstad
 met 'praaipunt' iets noord van de
evenaar
Helaas kennen we de route na Kaapstad niet. In ieder geval komt het schip op 22 januari 1870 aan op de rede van Batavia waar alle passagiers van boord gaan. Gerekend vanaf het vertrek te Rotterdam, heeft de reis 139 dagen geduurd. De opening van het Suezkanaal, feitelijk al op 17 februari 1867, zou wel zorgen voor een aanzienlijk kortere reistijd. Die veel kortere route is geen optie voor zeilschepen van het formaat van de Jacoba Cornelia. Maar dat die route aanzienlijk korter is, wordt hierna duidelijk.

Na de enerverende reis van de Jacoba Cornelia, gaan de volgende passagiers in Batavia van boord:
Moeder Alphonse - Petronella Hoeben
Zuster Marina - Elisabeth Diederen
Zuster Lucie - Aldegonde Porten
Zuster Plechelma - Angela Scholten
Zuster Odilia - Maria ten Pol
Zuster Aurelia - Lucia van der Pasch?
Zuster Jozepha - Johanna Wessink?
Zuster Antonine - Francisca Reimer
Zuster Nicoline - Christina Jacobs
en Zuster Susanna - M. Braam die op geen enkele passagierslijst voorkomt**.
Al deze Zusters gaan op 5 en 17 februari 1870 door naar het Weeshuis in Semarang. In Batavia blijven zeven Zusters achter en twee pastoors, de missionarissen Peters en Dijkman.

In krantenberichten van 5 september 1869, die verschijnen na het houden van de Hoofddienst in de O.L.V. Kerk in Rotterdam door pastoor Lijnen, staat dat het hele gezelschap vervolgens aan boord van de Jacoba Cornelia gaat. Het is dus wat merkwaardig dat de naam van pastoor Lijnen ontbreekt wanneer het gezelschap op 22 januari 1870 weer van boord gaat. Waar is de pastoor gebleven??

In De beknopte geschiedenis van het R.K. Weeshuis te Semarang staat o.m. dat pastoor Lijnen op 1 september 1869 de overeenkomst met het klooster in Heijthuijzen voor de uitzending van de Zusters Franciscanessen heeft getekend. Zonder enige verdere verklaring wordt daarna gezegd dat de pastoor op 17 november 1869 weer aan wal in Semarang stapte. Dat is 78 dagen later! En in die tussentijd zet hij op 5 september ook het gezelschap nog aan boord. Dus in hooguit 73 dagen heeft hij de overtocht naar Indië gemaakt... Maar hoe dan? 
Zelfs als je het oponthoud in Ramsgate buiten beschouwing laat (39 dagen), dan zou de Jacoba Cornelia toch nog 100 dagen over de hele reis hebben gedaan. De enig overblijvende mogelijkheid om in 73 dagen naar Indië te gaan, is dan een reis via het Suezkanaal. Maar is het ook zo gegaan?

Omdat zeilen via het Suezkanaal niet goed mogelijk is, moet zo'n reis wel met een stoomschip zijn gegaan. Maar welk stoomschip? En waar vandaan? Rotterdam? Of toch ergens anders?
Een manier om dat uit te vinden, is te zoeken naar schepen die, ongeacht de herkomst, naar Indië gaan. En dan is de bestemming Batavia de beste gok. Het invoeren van de zoekterm 'naar Batavia' leverde o.a. onderstaand krantenberichtje van 14 augustus 1869 op.

Ex Delpher 14-8-1869
De Messageries Impériales heeft een afvaart van
Marseille naar Batavia
Deze Keizerlijke Vervoerder (Napoleon III was toen keizer van Frankrijk) biedt diensten aan vanaf Marseille. Verder zoeken levert ook een agentschap op van deze vervoerder in Rotterdam. Daarmee wordt een reis boeken een stuk eenvoudiger.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 4-8-1869
Advertentie van agent Smith & Co in de 
Nieuwe Rotterdamsche Courant van 4-8-1869
Er gaan dus elke vier weken op zaterdag mail-boten van Marseille naar Java/Batavia. De aanwezigheid van een agent in Rotterdam, doet vermoeden dat er ook wel regelmatig passagiers vanuit Nederland via Marseille naar Indië zullen reizen. Reizen met een schip direct uit Rotterdam is ook mogelijk maar misschien is de reis via Marseille wel goedkoper. Of past het vaarschema sommige mensen beter. Of ... we weten het niet. Feit is wel dat de pastoor al ervaring met een route via Suez had. Toen hij op 15 december 1847 vanuit eveneens Rotterdam naar Indië ging, reisde hij overland via Suez naar zijn eindbestemming. Misschien ging de reis wel via de Nijl en/of de Bittermeren want het Suezkanaal bestond nog niet. Via deze route kwam hij op 13 februari 1848 in Batavia aan. Die reis nam dus slechts 60 dagen in beslag. Mogelijk heeft deze ervaring de pastoor er toe aangezet, nogmaals via Suez te reizen. Waarom de Zusters dit genoegen werd onthouden ...

Wat ook de overweging van pastoor Lijnen geweest moge zijn, op 2 oktober 1869 vertrekt een Fransche mailboot uit Marseille met aan boord o.a. ene J. Lijnen. Dat zal de pastoor wel zijn maar zeker is het niet.

Java-Bode 1-11-1869
Een J. Lijnen vertrekt op 2-10-1869 uit Marseille
Op 6 november 1869 komt het Fransche mail-/stoomschip Capitole met gezagvoerder Ravin, aan in Batavia. Aan boord o.a. dezelfde passagiers die met een dan niet genoemd schip op 2 oktober uit Marseille vertrokken zijn..

Java-Bode 8-11-1869
Een passagier Lijnen arriveert op 6-11-1869 in Batavia
Pas wanneer passagiers weer doorgaan naar verdere bestemmingen, wordt duidelijk dat de genoemde Lijnen inderdaad pastoor Lijnen is. Hij reist op 15 november door naar Semarang waar hij twee dagen later arriveert. Passagier Timmermans blijkt ook pastoor te zijn, Lijnen reisde dus in goed gezelschap.

Bataviaasch Handelsblad 15-11-1869
Pastoor Lijnen vertrekt op 15-11-1869 naar Semarang
Pastoor Lijnen komt op 17 november aan in Semarang, 66 dagen voordat de zusters op de rede van Batavia arriveren. In ieder geval blijft de oorzaak van des pastoors haastige spoed onduidelijk. Ook in de eerder genoemde weeshuisgeschiedenis is er geen enkele aanwijzing voor te vinden. Het zij zo.

Nog even terug naar de Jacoba Cornelia. Het is al eerder gezegd, het schip is primair bedoeld om vracht te vervoeren. In die dagen was het de (goede) gewoonte in de krant te publiceren waaruit de lading van binnengelopen schepen bestond. Er stond ook bij wie de importeurs waren. Daarbij valt er eentje op en dat is kapitein (gezagvoerder) Jansen. Die handelde kennelijk ook voor eigen rekening. Andere bemanningsleden, zoals stuurman W. Hageraets, mochten kennelijk van dat privilege geen gebruik maken.

Bataviaasch Handelsblad 29-1-1870
Bataviaasch Handelsblad 29-1-1870
Epiloog
Kort nadat de Zusters Franciscanessen wegvoeren uit Hellevoetsluis, verzeilde (-: de Jacoba Cornelia in een vreselijke storm in het zuiden van het Kanaal. Het verloor al haar zeil en een goed deel van de tuigage. Het was halverwege september 1869.
In 1871 werd het schip verkocht aan een Noorse reder en werd omgedoopt tot A. Sandberg. 9 jaar later wordt het schip nogmaals verkocht, weer aan een Noorse reder. Vanaf 1880 vaart het schip over de wereldzeeën onder de naam Adelphia. Tot 24 april 1895. Geladen met baksteen, zinkt het schip (in stijl dus) in de buurt van Kaap Finisterre, ruim 800 km zuidwest van de plaats waar het in 1869 ook al heel erg mis ging. Ook deze keer schieten de vissers uit Deal op het laatste traject te hulp. De Jacoba Cornelia is net geen 44 jaar oud geworden.

Rotterdamsch Nieuwsblad 26-4-1895
Uit: Rotterdamsch Nieuwsblad 26-4-1895
Tot slot terug naar de kleine Jo Lijnen, z'n vader zal hem geen Joseph genoemd hebben. Die kleine Jo heeft misschien wel met z'n blote voetjes in de uiterwaarden van de Maas gestaan. Maar Jo, die later monseigneur genoemd werd, heeft waarschijnlijk meer van de zee gezien dan mogelijk heel hedendaags kerkdorp Dieteren bijelkaar. Ga maar na, in 1847 door Egypte naar Indië en in 1868 via een onbekende route weer terug naar Nederland. En daarna in 1869 via het Suezkanaal naar Batavia/Semarang. Dat lijkt mij al met al meer dan genoeg zee om de goede man een zeedig gedrag toe te dichten. Amen.

PS Voorouders van onze kleinzoon zijn verbonden geweest met het R.K. Weeshuis in Semarang. Frederik Ferdinand Schultze was tussen 3 mei 1839 tot 20 augustus 1844 president van het bestuur van het weeshuis. Hij was de oudovergrootvader van onze kleinzoon. 
Een kleinzoon van deze F.F. Schultze, Franz Hendrik Johann Schultze, heeft tussen 1875 en 1879 als (half?)wees in het weeshuis gezeten.

Notes
* De Nieuwe Waterweg had toen nog de status van 'werk in uitvoering' en werd pas in 1872 in gebruik genomen.
** Zij zou in Ramsgate tering opgelopen hebben en komt acht maanden na aankomst in Indië te overlijden. Bron: De Roomsch-Katholieke missie in Nederlandsch Oost-Indië, 1808-1908 eene historische schets.

Credits
Tekening Jacoba Cornelia: afkomstig van Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders in het bijzonder de heren M. Hoedemaker, L. Smit en K. Suyk Jr.
English newspaper clippings: www.britishnewspaperarchive.co.uk

Literatuur
- https://www.indischeliterairewandelingen.nl/index.php/aanvullende-lectuur/111-geschiedenis-van-de-congregatie-der-zusters-franciscanessen-van-boetvaardigheid-en-christelijke-liefde
- Beknopte geschiedenis van het R.K. Weeshuis te Semarang & Beknopte geschiedenis van het R. K. Weeshuis te Semarang, 1809-1909
- De Roomsch-Katholieke missie in Nederlandsch Oost-Indië, 1808-1908 eene historische schets

A clergyman on a world tour
When I contemplated writing this post, I tried to imagine how a 19th-century township boy looked at his surroundings. E.g. would he know what a sea looks like? Possibly his dad took him to the nearby river Maas but that is likely as far as he got. But small boys grow up. In this case, the small boy became a clergyman who went to the former Dutch East Indies in 1848. To get there, he traveled the North Atlantic, the Mediterranean, and the Indian Ocean. So before going to the island of Sumatra he already was an experienced seafaring traveler. By then he knew what a sea looked like. But there were more journeys to come.

Mgr. Joseph Lijnen
Mgr. Joseph Lijnen
Ten years later the priest, his name is Joseph Lijnen, finds himself in Semarang on the island of Java. Here he reveals himself as a strong supporter of the local R.C. Orphanage. The situation there was such that after trying to create better circumstances for the boys and girls, he traveled back to the motherland and assured himself of the help of a number of Franciscan Sisters based in Dutch Limburg, in Heijthuijzen. The Mother Superior, after some pressure from above (written with a lowercase a, i.e. the Bishop), grants him some ten Sisters to help him save the Orphanage in Semarang.

To get there the priest books passage from Rotterdam on the three-masted bark Jacoba Cornelia. It is a cargo ship with facilities for about 25 passengers. Before leaving a mass is dedicated to the well-being of the group during the coming voyage. On September 9, 1869, the bark sets sail and leaves for the long trip to the East Indian capital of Batavia. The first planned stop is Cape Town. The usual route to the south, to the North Atlantic, starts in the North Sea and the Channel. During autumn gales are no exception there as captain Jansen soon finds out. The ship runs into a serious storm and loses sails and yards. With the help of fishermen from Deal, the ship enters Ramsgate in Kent. Repairs take some 40 days and on October 22 the Jacoba Cornelia sets out to sea again. Although we don't know when the bark arrives in Cape Town, we do know that on November 18 the ship met another ship at 3º34' North and 27º13' West. This is approx. 200 sea miles north of the equator. Thereafter, the first sign of life is when the Jacoba Cornelia arrives on the shores outside the port of Batavia on January 22, 1870. Including the time needed for repairs in Ramsgate, it took the captain 139 days to get to Batavia. That is a long time but the three master bark is not a suitable ship to make use of the recently opened Suez Canal. And that route is significantly shorter, as we will see.

In Batavia, the group disembarks among them the Sisters and also two missionaries. Strangely enough, the name of priest Joseph Lijnen is missing on the passenger list whereas newspapers in Rotterdam suggested that also the priest had been boarding the Jacoba Cornelia there.

There is a concise history of the Semarang Orphanage. It states that on September 1, 1869, Joseph Lijnen signs the agreement with the Sister's Mother Superior in Heijthuijzen, Limburg. Without further explanation, it continues to say that he was back in Semarang, just 78 days later on November 17 next! In the meantime, he apparently waved the group goodbye in Rotterdam. If you compare that number with the number of days the Jacoba Cornelia sailed excluding the stop in Ramsgate, 100, then Joseph Lijnen must have traveled via Suez. But did he do so?

For sailing ships, the Suez Canal was hardly an option. So the priest most probably used a steamer. But which one? And from where? Rotterdam? Or from somewhere else?
One manner to find out is to look for ships that have Batavia as their destination. If you google that query you run into newspaper clippings mentioning the departure of mail ships from Marseille to Batavia. And this shipowner, Messageries Impériales, was represented in Rotterdam which makes booking passage a lot easier.

Obviously. traveling directly from Rotterdam is also possible. But possibly travel via Marseille is cheaper. Or maybe the schedule fits better. Or ..., we don't know. What we do know is that Joseph Lijnen had an earlier Suez experience. When he went to the Dutch East Indies for the first time (on December 15, 1847), he traveled overland to Suez and then onwards to Batavia. He arrived there 60 days later, on February 13, 1848. But still, we don't know why he denied the Sisters this experience whereas he choose this shorter route for himself.

Whatever his considerations, on October 2, 1869, a French mailboat leaves Marseille. On the passenger list one J. Lijnen. That likely is our priest but we can't be sure. Only when, after arrival in Batavia, passengers continue their voyage, it becomes clear that J. Lijnen is indeed our priest. The passenger list titles him as a 'pastor' which in Dutch is an R.C. clergyman. Anyway, he arrives in Semarang on November 17, 1869, 66 days before the arrival of the Sisters in Batavia. The reason for "hurrying back" to Semarang is still unclear. Also, the earlier mentioned orphanage history does not provide clarity. So be it.

Epilogue
Shortly after leaving Rotterdam, the Jacoba Cornelia ran into a terrible storm. It lost all sails and yards. That was halfway through September 1869.
In 1871, the ship was sold to a Norwegian owner. The ship was rebaptized A. Sandberg. Nine years later she was sold again, to a countryman of the owner. The ship continued her life with the name Adelphia. Some fifteen years later, Adelphia meets her fate near Cape Finisterre. The cargo of bricks and cement is not very helpful in trying to save the ship and she sinks.
The Jacoba Cornelia thus reaches the age of 44 years.

Let's go back for a minute to little Joey Lijnen. It is not impossible that during his youth, he played in the meadows adjacent to the river Maas. But it is likely that this boy, who became a valued clergyman on the other side of the world, came to see more sea than all inhabitants of his native village together. Imagine, he traveled to the Dutch East Indies via Suez in 1847. In 1868 he came back to Holland via an unknown route. And in 1869 he went back to his station in Semarang via the Suez canal. Therefore, it is not impossible that they fondly called him 'our spiritual seaman'.

There is more detail in the Dutch part of this post. Should you be interested in those or do you have questions about this story, please contact me by mail or by making a comment underneath this post.

Wednesday, 17 November 2021

Pastoor Lijnen en de kogel des doods

For a summary in English please scroll down.

Op zoek naar informatie over het Rooms Katholieke weeshuis in Semarang gedurende de periode 1850-1880, vond ik in het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) in Nijmegen het een en ander. Niet echt antwoorden op mijn vragen maar toch wat "leuke" informatie. 

In 1858 arriveerde pastoor Joseph Lijnen in Semarang. Op dat moment woonde de pastoor al een jaar of tien in Nederlands Indië. Voordat hij zijn zegenrijke werk in Semarang voortzette, was hij sinds 15 maart 1848 in dezelfde functie werkzaam geweest in Padang aan Sumatra's westkust.

Bidprentje Mgr. J. Lijnen
Bidprentje voor Mgr. Lijnen

Joseph Lijnen werd op 17 augustus 1815 geboren in het Limburgse kerkdorp Dieteren, vandaag de dag deel van Susteren. Zijn vader Gerard was dagloner die, samen met zijn vrouw Catharine Schulpen naast Joseph nog tenminste vijf kinderen op de wereld zette. Een eenvoudig katholiek gezin dus. Maar Joseph moet in intellectueel opzicht toch wel opgevallen zijn want hij wordt al in 1841 benoemd tot "Professor" aan het Bisschoppelijk Collegie in Weert. Het is niet onmogelijk dat een toenmalige professor nu een leraar genoemd zou worden, maar toch.

Na zijn aanstelling in Semarang weet de monseigneur de Zusters Franciscanessen uit Heythuysen er van te overtuigen de zorg van het weeshuis in Semarang op zich te nemen. Het is niet onmogelijk dat een voormoeder van onze kleinzoon Tobias, Maria Johanna Francisca Schultze, ook in dat weeshuis heeft gezeten. Van haar veronderstelde broertje Franz Hendrik Johann is dat in ieder geval zeker. Eveneens zeker is dat Maria later bij de genoemde Zusters in Heythuysen is geweest. Maar dit terzijde.

Naast zijn bemoeienis met het weeshuis, had de pastoor nog een bijzonder aandachtsgebied. En dat was het doen van gratieverzoeken voor ter dood veroordeelde militairen. In het KDC-archief vond ik een aantal kopie concept-verzoeken, gericht aan de Gouverneur-Generaal, en reacties daarop. Ik gebruik met nadruk het woord 'kopie' want de leesbaarheid van die stukken laat nogal wat te wensen over.

Hieronder een voorbeeld daarvan met een transcriptie van de tekst voor zover ik die heb kunnen ontcijferen. Het betreft de fuselier Adrianus van der Poel, Indisch stamboeknr. 51421. Adrianus werd geboren in Ossendrecht (NB) op 8 maart 1830. Zijn ouders waren de arbeider Cornelis en zijn vrouw Johanna Catharina van de Wouwer

Op 17 augustus 1862 vertrekt hij met het schip de Drie Gebroeders vanaf het Nieuwe Diep naar Indië. Hij was toen 32 jaar oud maar had al ruim voor die tijd militaire ervaring opgedaan. Op 30 april 1855 wordt hij ingedeeld bij het 4e Regiment Infanterie. In die tijd was het nog zo dat wanneer je uitgeloot werd voor de dienstplicht (conscriptie), je als plaatsvervanger (remplaçant) voor iemand anders dienst kon nemen. Daar stond doorgaans wel een vergoeding tegenover. 

Zo ook Adrianus. Hij fungeerde als remplaçant voor Petrus Johannes Laurijssen, geboren in Huijbergen op 25 november 1836. Zijn vader was bierbrouwer en zal dus wel in staat geweest zijn om zijn zoon "vrij te kopen" en zo Adrianus aan een militaire carrière te helpen.

Adrianus van der Poel, stamboeknr. 51421
Het volgeschreven personeelsdossier van Adrianus
van der Poel, stamboeknr. 51421

Op 18 januari 1855 tekent hij vrijwillig voor 6 jaar bij de Staande Armee. Hij ontvangt daarvoor de riante vergoeding van f 20.-! In mei 1862 verbindt hij zich weer voor 6 jaar maar nu bij de Koloniale Troepen. Die 6 jaar gaan in op de dag dat hij uit Nieuwe Diep vertrekt. De premie die hij hiervoor ontvangt, is al een stuk beter dan die ontvangen bij de vorige verbintenis nl. f 120.-. Hij komt met de Drie Gebroeders op 6 december 1862, na een reis van bijna 4 maanden, aan in Batavia.

Eind 1864 komt hij terecht bij het Garnizoens Battallion van de Zuid en Oost Afdeling op Borneo, waar o.a. de stad Banjermassin ligt. Daar tekent hij in 1868 weer bij (premie f 160.-). In augustus gebeurt er kennelijk iets want hij draait voor bijna een jaar de gevangenis in. In het jargon heet dat de 'militaire discipline'. Op 15 juni 1871 komt hij vrij maar niet voor lang. Een maand later wordt hij weer vastgezet en op 11 november 1871 moet hij voor de Krijgsraad verschijnen. Het vonnis van dat college in Semarang is de aanleiding voor de bemoeienis van Pastoor Lijnen met deze zaak.

concept-gratieverzoek van Pastoor Lijnen d.d. 20 februari 1872
Eerste blad van het concept-gratieverzoek van
Pastoor Lijnen d.d. 20 februari 1872

Transcriptie van het verzoek van de pastoor:
"Zijne Excellentie den Gouverneur 
Generaal van Nederlandsch Indië

Geeft met den meesten eerbied te kennen J. Lijnen pastoor der R. Katholieke Gemeente te Semarang - dat in de Militaire Provoost alhier zich bevindt zekere Adrianus van der Poel Algem. Stamb. 51421, oud 41 jaren, geboren te Ossendrecht-Noord Braband - laatstelijk dienende als fuselier bij de 6 Kompagnie van het ...... half 8ste Bataillon Infanterie in Garnizoen te Ngawi - die wegens feitelijke insubordinatie gepleegd tegen den sergeant Oosthaar(?) door... deze een klap met de hand toe te brengen en wegens insubordinatie met woorden [hij heeft de sergeant dus uitgescholden] door den Krijgsraad te Semarang is veroordeeld tot de straffe des doods met den Kogel op den 25 November 1871 - welk vonnis is bekrachtigd door het Hoog Militair Gerechtshof van Nederlandsch Indië op den 5 Januarij 1872 en op welk vonnis door Uwe Excellentie het Fiat executie is gegeven Dat genoemde Adrianus van der Poel mij J. Lijnen in hoedanigheid van pastoor heeft verzocht namens en voor hem aan Uwe Excellentie gratie te verzoeken van de straffe des doods waartoe hij veroordeeld is

Gaarne voldoe ik aan dit verlangen(?) want in de meer dan 24 jaren dat ik in Indië ben heb ik nog nooit een wegens in Militair misdrijf veroordeelde ontmoet zoo goed zoo bedaard en godsdienstig als de genoemde Adrianus van der Poel. (onmiddellijk na zijn komst alhier heeft hij ........ bewoording(?) mij te kennen gegeven dat hij) Door zijn afkomst en opvoeding behoort hij tot de arbeidende Klasse en toen hij op 21 jarigen leeftijd als Remplaçant in dienst is getreden heeft hij dat gedaan om zijnen 60 jarigen vader met enig geld te kunnen ondersteunen. 

Tien jaren heeft hij in Holland gediend. Sedert 1862 is hij soldaat in Indië en van deze ruim 9 jaren dienst is hij 6 jaren te Bandjermassing in deszelfs binnenlanden geweest. Een paar zware straffen heeft hij zich op den hals gehaald omdat hij met zijn meerderen(?) in het ongerede was geraakt Zoekende naar de oorzaak die hem tot vnd(?) [voornoemde] heeft gebragt vindt men die niet in zijn gedrag als militair ........  tijd van meer dan 9 jaren Welligt heeft een grootere mate van vrijheid eigenaardig(?) verbonden aan het leven van een(?) Militair op expeditie of op buitenposten hem ongeschikt gemaakt voor het Garnizoensleven ..... hierbij(?) dat hij het denkbeeld had opgevat dat men ten onregte rapport van hem had gemaakt, dan wordt het begrijpelijk dat hij als mensch(?) weinig ontwikkeld in een ongelukkig oogenblik de insubordinatie heeft kunnen plegen waarvoor hij veroordeeld is 

Neemt men hierbij in aanmerking dat de man 41 jaren oud heeft ruim 19 jaren gediend Hoe(?) dit ... overigens ook zijn(?) moge Ik heb de veroordeelde leren kennen als eenvoudig bedaard en godsdienstig Hij erkent dat hij gefaald heeft dat hij ongelukkig is maar van schelden of razen van haat of wraakzucht is geen sprake Bedenkt men hierbij dat de man 41 jaren oud is dat hij meer dan 19 dienstjaren heeft dan mag zijn toekomst wel(?) ongelukkig en deernis waardig genoemd worden 

Op grond van dit alles vermeen(?) ik met het volste vertrouwen mijn en zijn bede voor de voeten van Uwe Excellentie te mogen nederleggen(?) en allernederigst te smeken dat het Uwe Excellentie behagen moge aan Adrianus van der Poel te verleenen: Gratie van de straffe des doods en die straf te veranderen in een genadige straf van Detentie"

De transcriptie is, zoals het hoort, gelijk aan het origineel. Daar waar de pastoor het niet zo nauw neemt met de interpunctie, heb ik dat ook niet gedaan. Bij een toegevoegd (?) ben ik niet zeker dat ik de tekst juist heb gelezen. Bij ........ staat een woord waar ik helemaal geen chocola van heb kunnen maken.

Ruim een maand na het gratieverzoek, verstuurt de Gouverneur-Generaal zijn antwoord. Adrianus heeft dan al zo'n 120 dagen in de dodencel gezeten!

Reactie van de Gouverneur-Generaal d.d. 25 maart 1872
De reactie van [de secretaris van] de
Gouverneur-Generaal d.d. 25 maart 1872
"EXTRACT uit het Register der Besluiten
van den Gouverneur-Generaal van
Nederlandsch-Indië
Buitenzorg den 25 Maart 1872

Gelezen
1. het rekest, gedagtekend Semarang 20 Februarij 1872 van J. Lijnen pastoor bij de Roomsch Katholijke gemeente aldaar, houdende verzoek aan van den europeeschen fuselier A. van der Poel algemeen stamboek Nr 51421 gratie te verlenen van de straf des doods met den kogel, waar... hij terzake van feitelijke  insubordinatie en insubordinatie door woorden bij vonnis van een Krijgsraad te Samarang van 25 November 1871, bekrachtigd bij arrest van het Hoog militair gerechtshof van Nederlandsch Indië van 5 Januarij 1872 is veroordeeld, ..... bij het besluit van 13 Januarij 1872 ... 16 op deze veroordeling het fiat executie ... .......
2. enz.
Is goed gevonden en verstaan.
                                            Aan
Aan
Den Heer J. Lijnen
pastoor bij de Roomsch Katholieke
Gemeente te Samarang
            ----
Aan den voornoemden fuselier A van der Poel ... gratie te verlenen van de straf des doods met den Kogel met verandering der straf in die van detentie voor den tijd van vijf achtereenvolgende jaren.
Extract dezes zal worden verleend(?) aan den adressant tot informatie
Accordeert met vnd Request
De Gouvernements Secretaris"

De doodstraf wordt dus ingewisseld voor een gevangenisstraf van vijf jaar. Een meerdere een mep verkopen kan natuurlijk niet getolereerd worden maar vijf jaar is toch een hele tijd voor zo'n vergrijp. Daarbij komt dat gevangenissen in die tijd wat minder humaan waren dan heden, zeker in Indië.

Op 5 juli 1876 wordt Adrianus uit het gevang ontslagen en wordt hij bij het 8e batallion Infanterie geplaatst. Dan staat hij kennelijk nog onder toezicht maar op 2 december 1876 wordt ook dat opgeheven. Eind 1875 heeft hij nog een meevaller: ter gelegenheid van de "viering der verjaring van 's Konings geboortedag" krijgt Adrianus zes maanden strafkorting.

Vooruit lopend op zijn terugkeer naar Nederland, krijgt Adrianus een gagement (pensioen) toegekend van f 200,- per jaar. Ter vergelijking, de in de fam. Schultze voorkomende Generaal Majoor K.F. Schultze, krijgt in 1878, na zijn diensttijd in Indië, een pensioen van f 5.500 per jaar. Verschil moet er zijn.
Op 21 maart 1877 vertrekt Adrianus met het stoomschip Conrad naar Nederland om op 7 mei het Nieuwe Diep weer op te varen. Adriaan is na 15 jaar weer thuis!

SS Conrad
SS Conrad met mogelijkheid om het zeil te hijsen
waarschijnlijk om economische redenen
Maar niet voor lang. Op 30 augustus van hetzelfde jaar overlijdt Adrianus in Halsteren, 47 jaar oud. Waaraan weet ik niet.

Pastoor Lijnen schrijft niet alleen een gratieverzoek voor Van der Poel. Hij doet dat ook voor:
- Dirk Leonard Snitman, geb. te Grave op 15-11-1835, doodstraf omgezet naar 6 jaar kruiwagenstraf* en vervallen verklaring van de militaire stand.
- Wilhelmus Meijer, geb. te Amsterdam ca. 1849, doodstraf omgezet naar 6 jaar kruiwagenstraf.
- Jean Baptiste Masseaux, geb. te Antwerpen in juni 1834, doodstraf omgezet naar 10 jaar kruiwagenstraf en vervallen verklaring van de militaire stand.
- Andries Cogh, geb. te Maastricht op 17-3-1829, doodstraf omgezet naar 6 jaar detentie.
- Michael Bernardus Tholenaar, geb. te Breda op 20-2-1840, doodstraf zou zijn omgezet in een onbekend aantal jaren detentie. Hij overlijdt op 13-6-1883 in een/het krankzinnigengesticht te Soerabaja.
- Johann Christoff Petersen, doodstraf. De uitkomst van het gratieverzoek is (mij) niet bekend.
- Adrianus Woudenberg, geb. te Zwammerdam op 8-3-1837, doodstraf, gratieverzoek afgewezen. Adrianus wordt "ter executie gelegd" op 24-5-1871.
- Hendrikus Anthonius Loomeijer, geb. te Haarlem op 17-8-1845, doodstraf. De uitkomst van het gratieverzoek is (mij) niet bekend.
- Johannes Cornelis van Dalsum, geb. te Breda op 15-1-1850, doodstraf. De gratie wordt kennelijk verleend want op 18-5-1876 wordt een verzoek van zijn vader, om zijn gevangenisstraf kwijt te schelden, afgewezen. Hij overlijdt op 15-10-1881 in Semarang en laat f 2.- na...
- Simon Eg, geb. te Den Helder op 10-11-1842, doodstraf. De uitkomst van het gratieverzoek d.d. 15-9-1873 is (mij) niet bekend.
Update: 22 nov. 2021: Eg overlijdt te Semarang op 18-11-1873, Hij is waarschijnlijk geëxecuteerd. 
In zijn stamboek staat dat Eg geboren is in Alkmaar maar dat is niet juist.
- Martinus Nolbart, geb. te Ooltgensplaat op 9-6-1843, doodstraf omgezet naar 10 jaar detentie en vervallen verklaring van de militaire status.
- Update 29 nov. 2021: Lambertus Tegenbos(ch), geb. te Gestel en Blaarthem op 9-4-1841. De uitkomst van het gratieverzoek is (mij) niet bekend maar hij is waarschijnlijk geëxecuteerd want hij overlijdt op 4-8-1873 te Semarang.

En dan zijn er nog vijf anderen waarvan de namen slecht leesbaar zijn respectievelijk geen gegevens te vinden zijn. Als pastoor Lijnen nog zou leven, ik zou hem vragen wat er staat geschreven. Maar hij is inmiddels 'de betreurde' want overleden op 10 juni 1882 in Batavia. Hij is begraven in Semarang.

* Dwangarbeid met de kruiwagen.

Summary in English of this post titled 'The priest and the death penalty.

When looking for information related to the Roman Catholic orphanage in Indonesian Semarang during the 1870s, I ran into several draft pardon requests. They were written by the local priest named Joseph Lijnen. Apparently, he cared about the fate of soldiers sentenced to death. 

In all cases, it concerned ordinary soldiers (or corporals) sentenced for committing physical insubordination and insubordination by words. Insulting your superiors was not taken lightly... The priest addressed his pardon requests to the highest-ranking authority in the Dutch East Indies, the Governor-General in capital Batavia (today's Djakarta). In most cases, not in all, the Governor consented and granted the pardon. 

As you can see in the third and fourth images, you need a little patience and a sharp eye to decipher the handwriting. It was helpful to have access to the military staff files of many of these men. The second image is an example of such a document. It belongs to Adrianus van der Poel, the soldier appearing in the draft requests shown.

In case you are looking for specific persons who experienced the same treatment, the family names of most of these soldiers have been underscored in the text above. Should you have further questions, please leave a comment underneath this post.

Sunday, 14 March 2021

Poncke Princen

Kleinseminarist met priesterroeping, Engelandvaarder in spé, in dienst bij de Stoottroepen, tot het katholicisme bekeerd, socialistisch vrijdenker, voor Feindbegünstigung door de Duitsers veroordeelde, gevangene in Kamp Vught en Kamp Amersfoort, afgevoerd naar Duitsland, werkzaam bij het Bureau Nationale Veiligheid (een voorloper van de BVD/AIVD) en dienstplichtige tegen wil en dank. Het lezen van deze opsomming doet niet onmiddellijk denken aan iemand die als deserteur en overloper te boek heeft gestaan. Toch is dat zo. Ik heb het over Poncke Princen, iemand die tijdens en na de zogenoemde Politionele Acties in Nederlands Indië in Nederland in brede kring verguist werd, om het maar zachtjes uit te drukken. Voor velen, en met name oud-strijders was hij een landverrader.

Johannes Cornelis (Jan) Princen werd op 21 november 1925 in Den Haag (en niet in Amsterdam zoals hier en daar in kranten heeft gestaan) geboren. Er vanuit gaande dat zijn moeder, Theresia Maria Anna van der Lee, thuis bevallen is, dan is haar oudste zoon geboren in de Van Dijckstraat, een zijstraat van de Hoefkade.

Van Dijckstraat 247, Den Haag
Het geboortehuis is schuin boven de winkel


En als het niet zijn geboortehuis is, dan heeft Jan daar in ieder geval het eerste jaar van zijn leven doorgebracht. Kort daarna begon de in die tijd gebruikelijke verhuisdrift toe te slaan. In een periode van dertien jaar woonde het gezin van vader Arnoldus Petrus Paulus Princen op nog zes adressen in Den Haag, het laatst op de Soestdijkschekade 731. Vader was tijdelijk tekenonderwijzer, hij kreeg pas in 1929 zijn vaste aanstelling. Jan groeide op in een gezin van socialistische vrijdenkers met in totaal vier kinderen, Via de ouders van zijn moeder kreeg hij belangstelling voor het katholicisme.

Wanneer je alle eerder genoemde kwalificaties langs gaat en je realiseert je dat Jan bij het uitbreken van de oorlog nog geen 15 jaar oud was, dan wordt duidelijk dat het een bijzonder ventje was. Na de oorlog, in 1946, moet hij in dienst en gaat hij uiteindelijk als gewetensbezwaarde onder dwang per schip naar Indië. Daar draait hij, wegens dienstweigering, de gevangenis in. Na zijn vrijlating ziet hij hoe de militairen met minachting met de lokale bevolking omgaan. In 1948 gaat hij met verlof naar Soekaboemi en deserteert. Daar wordt hij niet veel beter van want ook de Republikeinen zetten hem weer vast. Maar dat is van korte duur, hij wordt vrijgelaten en hij neemt dienst bij het Indonesische leger, de TNI oftewel Tentara Nasional Indonesia.

De aanleiding voor dit blog is het gegeven dat de aanvraag van Jan Princen voor het Indonesisch staatsburgerschap bekend is geworden. Hij staat hieronder en daar weer onder een vrije vertaling van mijn hand die met behulp van een paar voorbeelden tot stand is gekomen.

Aanvraag Indonesische nationaliteit
Vertaling:
Akte van Registratie
De ondergetekende, ik, J. Tamara, voorzitter van de staatsrechtbank in Sukabumi, verklaar:
dat op 5 APRIL 1950 verschijnt een man genaamd:
PRINCEN, Johannus Cornelis
Werkzaam als officier van het T.N.I., wonend in Gunung Parangstraat 18, Sukabumi Stad,
die mondeling voor mij heeft verklaard voor
DE NATIONALITEIT VAN INDONESIË TE OPTEREN
Hij die voor de Indonesische nationaliteit opteert, had op 27 december 1949 de Nederlandse nationaliteit en is geboren op 21 november 1925 (te 's Gravenhage).
Op 27 december 1949 woonde hij in Sukabumi Stad, ongehuwd.
De vader van betrokkene heette PRINCEN, Arnoldus Peter Paulus, geboren te Oss Noord Brabant (Nederland) op 29 juni 1903.
De moeder van betrokkene heette Therese Ana Maria PRINCEN-VAN DER LEE geboren te Lithoyen (Nederland) op 11 november 1909.

Opgesteld in Sukabumi, op datum
5 april 1950             
Voorzitter van de staatsrechtbank in Sukabumi,
(J. Tamara)              
Handtekening van de persoon die de verklaring heeft afgelegd:
                                     (J.C. Princen)
-------------------------------------------------------------------------------
In de vertaling komt het woord 'opteren' (memilah) voor. In de loop van de 50-er jaren veranderde de stemming in Indonesië t.o.v. alles wat als Nederlands beschouwd werd. Daardoor kregen mensen die, net als Princen, het Nederlanderschap hadden verruild voor het Indonesisch staatsburgerschap, spijt van die beslissing. Uiteindelijk stond de Nederlandse regering de terugkeer van deze mensen toe en gaf ze hun Nederlandse paspoort terug. Die mensen stonden bekend als 'spijtoptanten'.

Ook na het verkrijgen van de Indonesische nationaliteit, leidt hij bepaald geen onopgemerkt bestaan.  Hij wordt commandant in het leger en bekeert zich tot de islam. Ook als parlementslid houdt hij zijn mond niet en hij wordt door het Soekarno-regime een paar keer gearresteerd en gevangen gezet. Hij wordt voorzitter van het Indonesisch mensenrechten comité en raakt bevriend met de Timorese vrijheidstrijder en latere president Gusmão. Ook bood hij vrijheid-strijders onderdak bij hem thuis en getuigde hij voor een mensenrechtencomité van de VN in Geneve. Allemaal activiteiten waarmee hij zich bij de Indonesische machthebbers niet populair maakte, zijn Indonesische paspoort werd hem zelfs afgenomen. Pogingen om een visum voor Nederland te krijgen mislukten maar in 1994 liet minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo hem om humanitaire redenen wel toe. Dit zeer tot ontstemming van de vereniging van Oud-Indiëgangers. Maar een strafklacht tegen Princen werd door het OM terzijde geschoven.

Nederlands Dagblad
10 aug 1993

Rond deze tijd treedt er toch een kentering op in het Nederlandse denken over Poncke Princen. In het Limburgs Dagblad verschijnt een commentaar dat er niet om liegt.

Limburgs Dagblad 11 aug 1993

Begin 21e eeuw gaat zijn gezondheid achteruit en in februari 2002 komt hij in Jakarta te overlijden, het eind van een turbulent en omstreden leven.
Toch denk ik dat de geschiedenis positief over Princen zal oordelen ondanks het feit dat hij niet wars was van het nemen van "drastische" en misschien wel eigengereide beslissingen. Maar zijn principes is hij altijd trouw gebleven. Poncke is begraven op de begraafplaats in Pondok Kelapa in Oost-Jakarta. 

Ik heb al een paar keer de naam 'Poncke' laten vallen. Die bijnaam heeft Princen verdiend toen hij tijdens de oorlog in Utrecht door de Duitsers gevangen werd gehouden. Jan was liefhebber van de streekroman 'Pastoor Poncke' van Jan Eekhout en hij citeerde tegenover zijn medegevangenen regelmatig uit dat boek. En zo kreeg hij zijn bijnaam. De allitererende combinatie met zijn achternaam zal er wel aan bijgedragen hebben.

Credits
Foto geboortehuis: Collectie Haags Gemeentearchief, fotograaf onbekend, idnr. 5.23527.
Akte van Registratie via 'Uit de oude koektrommel'.
Krantenknipsels via Delpher.

Monday, 8 February 2021

Challenge to complete your ancestral profiles

On January 22 last, Yvette Hoitink, a professional Dutch genealogist, published a method for genealogists to judge the quality of their research. By putting it this way, it sounds a bit heavy but it is a tool that easily provides insight into the level of quantitative and qualitative data one dug up. 

To measure your own achievements, she defined seven levels of research data one can collect. These levels literally vary between 'I know nothing' (sorry Manual) and 'I know it all'. They are:

Level 0: Unidentified ancestor; the ancestor is completely unknown.
Level 1: Only the name is known; names may have been referred to in other documents (e.g. of their children). But there are no BMD's (birth, marriage, death documents) available.
Level 2: Vital statistics; BMD's are available if they survived that is.
Level 3: Occupation, residence, children, spouses; this includes multiple marriages if any.
Level 4: Property ownership, military service, religion, criminal activity; biographical details.
Level 5: Genealogical proof standard; there is no doubt about their existence, extensive research has been done in every available source, there are no unresolved issues.
Level 6: Biography; this or family stories are available.

Having defined these seven levels, I'm sure your eye is drawn to the color scheme below. So let me try to explain what it stands for. Before I go into detail, it is good to know that the original scheme as designed by Yvette, differs 90 degrees from this one. In your mind, you should turn it counterclockwise to see how she meant it to be. The reason for showing it the way I did is simple. The layout of this blog does not permit the scheme to be shown horizontally and still be legible. So I gave it a 90-degree twist. The other thing you should know is that this collection of colors constitutes a pedigree chart, also known as ahnentafel. That means that generation 1 is you; generation 2 represents your parents; generation 3 their parents, etc. And the higher the figure printed in the color bar, the more data you apparently have.


By now you will have gathered that the above color scheme is my color scheme. Your scheme will look different, guaranteed!
There is another difference between the original and mine and that is the color scheme. Yvette's design in my view is a bit somber, it reminded me of Van Gogh's Potato Eaters. My colors are more like Picasso's Cubism Women Spanish. But that is a minor detail. The more important message of my chart is that there is work to be done. The first task is to try and change the many 1's and 2's into 3's. The 0's constitute a real problem. In my case, there is a woman with no known forebears. Also, I have this unknown man who fathered an illegitimate child. Apparently, the man left as his child carries the name of the mother.
However, I agree with Yvette when she says that new information is added all the time. So, if you were unable to find a certain person say 5 years ago, you stand a good chance that more information about that person is available today.

I find Yvette's spreadsheet a very useful tool to convince myself to review and update my files. If you feel that in your case hardly any data are missing, do the Hoitink test and surprise yourself! You can download the spreadsheet at https://dutchgenealogy.nl/levelup. Also, Yvette's evaluation of her own spreadsheet is there. There you can read how a pro looks at her own achievements.