Pagina's

Friday, 17 December 2021

Een geestelijke op wereldreis

For a summary in English please scroll down.

In de aanloop naar het schrijven van dit blog, probeerde ik mij voor te stellen hoe een Limburgs jongetje begin 19e eeuw naar zijn omgeving heeft gekeken. Ik neem aan dat zijn horizon niet ver buiten zijn dorpje heeft gelegen. Als kind van een dagloner zal er weinig aanleiding zijn geweest om naar de grote stad Sittard te gaan, om van verder weg maar niet te spreken. Je kunt je dus wel afvragen of zo'n in 1815 in Dieteren (L) geboren jongetje b.v. wist wat een 'zee' was. Op z'n best zal hij de een paar kilometer verderop gelegen Maas hebben aanschouwd. Maar kleine jongetjes worden groot. Het kleine jongetje wordt de geestelijke Mgr. Joseph Lijnen die vanaf 1848 in Nederlands(ch) Indië aan de slag gaat. Eerst als pastoor in Padang op Sumatra en tien jaar later in dezelfde functie in Semarang op Midden-Java. Hij heeft dus in 1848 al een zeereis van Nederland naar Indië gemaakt. Hoe de zee er uit ziet, dat weet hij dus inmiddels wel. Maar dit is niet zijn laatste reis.

In Semarang zet de pastoor zich naast andere zaken, ook in voor het R.K. Weeshuis aldaar. De situatie die hij daar aantreft, wordt omschreven als 'treurig'. Het was zelfs zo erg dat hij besluit, voor het eerst in 20 jaar, in 1868 terug te gaan naar Nederland om hulp te organiseren. In die dagen was dat geen besluit dat je licht nam. Reisbureaus bestonden nog niet en de reis van Semarang naar Batavia, vanwaar de meeste schepen naar Nederland vertrokken, is ook geen sinecure. Maar die reis gaat voorspoedig en in de loop van 1868 arriveert hij in zijn geboortedorp Dieteren. Hij heeft het idee opgevat hulp te gaan vragen in het aan de overkant van de Maas gelegen klooster van de Franciscanessen in Heijthuijzen. Hoewel de Moeder-Overste aanvankelijk veel wel degelijk bestaande beren op de (zee)weg zag, gaat ze uiteindelijk overstag (-: omdat de Bisschop er wel oren naar heeft. De hulp bestaat uit een grote groep zusters Franciscanessen waarvan er tien met pastoor Lijnen mee zullen gaan naar het weeshuis in Semarang. De zusters reizen onder leiding van de 34-jarige Moeder Alphonse die 30 december 1834 in Helden (L) geboren werd als Petronella Hoeben.

Ik weet natuurlijk niet of pastoor Lijnen de Nieuwe Rotterdamsche Courant las maar daar stond op 1 september 1869 de volgende advertentie in:

NRC 1-9-1869
De Jacoba Cornelia was een houten bark met drie masten, een vrachtschip met passagiersaccomodatie. Als unique selling point wordt vermeld dat er verse melk aan boord is, getuige 'eene melkgevende Koe' in de advertentie. En ook nog een 'geëxamineerden Dokter'! In die tijd waren er kennelijk nog doktoren die geen examen hadden gedaan. De term 'gekoperd' heeft betrekking op het gegeven dat dit schip onder de waterlijn was voorzien van een koperen beplating als bescherming tegen zeewormen en aangroei. Al deze aanbevelingen getuigen van een goed gevoel voor het commerciële bij de eigenaren van het schip, de fa. Vaesen & Steinhaus. 
De Jacoba Cornelia was nog niet zo'n oud schip. De kiel werd op 18 juni 1851 gelegd op de scheepstimmerwerf 'De Onderneming' in Delfshaven. Het kon een lading vervoeren van zo'n 260 lasten oftewel ruim 500 ton. Daarnaast nog een passagiersaccomodatie voor tenminste 25 personen. Kort en goed, een betrouwbaar schip waaraan de pastoor zijn gezelschap had toevertrouwd, er kon vertrokken worden. Maar niet voordat pastoor Lijnen op 5 september 1869 een Hoofddienst had opgedragen in de O.L.V. Kerk aan de Wijnhaven in Rotterdam. De mis werd besloten met het zingen van het reisgebed, een onderdeel van de dienst dat niet overbodig zou blijken, waarna het gezelschap aan boord gaat.

Nadat het schip versleept was naar Hellevoetsluis, de voorhaven van Rotterdam*, ging het vandaar op 9 september met ZZW-wind onder zeil naar Batavia.

Bark Jacoba C
De bark Jacoba Cornelia met op de voorste mast de rederijvlag V+S (Vaesen & Steinhaus)
en op de achtermast de vlag van de kapitein: R340. Die kapitein was G.H. Lodewijks;
hij was de eerste kapitein van het schip tussen 1852-1855 en lid van het Rotter-
damse Zeemanscollege "Maatschappij tot Nut der Zeevaart" Ook de latere kapitein
 G. Jansen Gzn. was hier lid van. Zijn vlagnummer was R192.
De gebruikelijke route naar Indië voert via de Noordzee naar het Kanaal. En dat het daar ook slecht weer kan zijn, daar kwam kapitein Jansen al snel achter, als ie het nog niet wist. Op 14 september, vijf dagen na vertrek uit Hellevoetsluis, wordt de Jacoba Cornelia door vissers uit het nabij gelegen Deal de haven van Ramsgate binnen gesleept. In The Whitstable Times and Herne Bay Herald staat het volgende bericht.

The Whitstable Times and Herne Bay Herald
In het bericht staat dat zeilen en de tuigage verloren zijn gegaan. Het schip moet in de storm stuurloos zijn geweest. Maar kennelijk was die vissersboot uit Deal in de buurt om de Jacoba Cornelia op sleeptouw te nemen. Dat moet al een huzarenstukje op zich zijn geweest. Verplaatsen we ons een ogenblik in de gesteldheid van de Sisters of Mercy and Priests, dan is er weinig fantasie voor nodig om te vermoeden dat er menig schietgebedje opgezonden zal zijn. Het is goed dat er in de Rotterdamse O.L.V. Kerk nog geoefend is. Pas ruim een maand later is het schip zodanig gerepareerd dat de reis weer voortgezet kan worden. In de Shipping and Mercantile Gazette van 23 oktober 1869 staat dat de Jacoba Cornelia de 22e weer onder zeil is gegaan. Passagiers en bemanning hebben dus bijna 40 dagen in Ramsgate doorgebracht. Zouden ze aan boord gebleven zijn of toch maar in een logement? En zo'n reparatie kost geld. Heeft kapitein Jansen zoveel bij zich? Of wordt dat via Lloyd's in Londen geregeld? Geen idee.

Shipping and Mercantile Gazette
In ieder geval is het schip weer onderweg. De eerste geplande haven is die van Kaapstad, een reis van ongeveer 7.000 zeemijl. Normaal gesproken komen de eerste scheepsberichten dan daar vandaan. Maar soms is dat ook eerder. Dat is wanneer het schip een ander schip ontmoet. Dan worden er berichten en soms ook post uitgewisseld. Dan spreekt men van 'praaien', afgeleid van een ouder woord voor 'praten'. Bij aankomst in de eerstvolgende haven geeft men dan elkaars positie door aan de havenautoriteiten. Zo ook in dit geval.

Het Vaderland 27 december 1869
Het Vaderland 27-12-1869
Dit bericht van 27 december impliceert dat de Jacoba Cornelia op 18 november een ontmoeting echt midden op zee heeft gehad, bijna 400 km ten noorden van de evenaar. 40 dagen later staat het bericht in de krant hetgeen aangeeft dat het andere schip waarschijnlijk ook ergens in West Europa thuishoort althans daar naartoe voer.
Jacoba Cornelia route Ramsgate to Capetown
Globale route Ramsgate --> Kaapstad
 met 'praaipunt' iets noord van de
evenaar
Helaas kennen we de route na Kaapstad niet. In ieder geval komt het schip op 22 januari 1870 aan op de rede van Batavia waar alle passagiers van boord gaan. Gerekend vanaf het vertrek te Rotterdam, heeft de reis 139 dagen geduurd. De opening van het Suezkanaal, feitelijk al op 17 februari 1867, zou wel zorgen voor een aanzienlijk kortere reistijd. Die veel kortere route is geen optie voor zeilschepen van het formaat van de Jacoba Cornelia. Maar dat die route aanzienlijk korter is, wordt hierna duidelijk.

Na de enerverende reis van de Jacoba Cornelia, gaan de volgende passagiers in Batavia van boord:
Moeder Alphonse - Petronella Hoeben
Zuster Marina - Elisabeth Diederen
Zuster Lucie - Aldegonde Porten
Zuster Plechelma - Angela Scholten
Zuster Odilia - Maria ten Pol
Zuster Aurelia - Lucia van der Pasch?
Zuster Jozepha - Johanna Wessink?
Zuster Antonine - Francisca Reimer
Zuster Nicoline - Christina Jacobs
en Zuster Susanna - M. Braam die op geen enkele passagierslijst voorkomt**.
Al deze Zusters gaan op 5 en 17 februari 1870 door naar het Weeshuis in Semarang. In Batavia blijven zeven Zusters achter en twee pastoors, de missionarissen Peters en Dijkman.

In krantenberichten van 5 september 1869, die verschijnen na het houden van de Hoofddienst in de O.L.V. Kerk in Rotterdam door pastoor Lijnen, staat dat het hele gezelschap vervolgens aan boord van de Jacoba Cornelia gaat. Het is dus wat merkwaardig dat de naam van pastoor Lijnen ontbreekt wanneer het gezelschap op 22 januari 1870 weer van boord gaat. Waar is de pastoor gebleven??

In De beknopte geschiedenis van het R.K. Weeshuis te Semarang staat o.m. dat pastoor Lijnen op 1 september 1869 de overeenkomst met het klooster in Heijthuijzen voor de uitzending van de Zusters Franciscanessen heeft getekend. Zonder enige verdere verklaring wordt daarna gezegd dat de pastoor op 17 november 1869 weer aan wal in Semarang stapte. Dat is 78 dagen later! En in die tussentijd zet hij op 5 september ook het gezelschap nog aan boord. Dus in hooguit 73 dagen heeft hij de overtocht naar Indië gemaakt... Maar hoe dan? 
Zelfs als je het oponthoud in Ramsgate buiten beschouwing laat (39 dagen), dan zou de Jacoba Cornelia toch nog 100 dagen over de hele reis hebben gedaan. De enig overblijvende mogelijkheid om in 73 dagen naar Indië te gaan, is dan een reis via het Suezkanaal. Maar is het ook zo gegaan?

Omdat zeilen via het Suezkanaal niet goed mogelijk is, moet zo'n reis wel met een stoomschip zijn gegaan. Maar welk stoomschip? En waar vandaan? Rotterdam? Of toch ergens anders?
Een manier om dat uit te vinden, is te zoeken naar schepen die, ongeacht de herkomst, naar Indië gaan. En dan is de bestemming Batavia de beste gok. Het invoeren van de zoekterm 'naar Batavia' leverde o.a. onderstaand krantenberichtje van 14 augustus 1869 op.

Ex Delpher 14-8-1869
De Messageries Impériales heeft een afvaart van
Marseille naar Batavia
Deze Keizerlijke Vervoerder (Napoleon III was toen keizer van Frankrijk) biedt diensten aan vanaf Marseille. Verder zoeken levert ook een agentschap op van deze vervoerder in Rotterdam. Daarmee wordt een reis boeken een stuk eenvoudiger.

Nieuwe Rotterdamsche Courant 4-8-1869
Advertentie van agent Smith & Co in de 
Nieuwe Rotterdamsche Courant van 4-8-1869
Er gaan dus elke vier weken op zaterdag mail-boten van Marseille naar Java/Batavia. De aanwezigheid van een agent in Rotterdam, doet vermoeden dat er ook wel regelmatig passagiers vanuit Nederland via Marseille naar Indië zullen reizen. Reizen met een schip direct uit Rotterdam is ook mogelijk maar misschien is de reis via Marseille wel goedkoper. Of past het vaarschema sommige mensen beter. Of ... we weten het niet. Feit is wel dat de pastoor al ervaring met een route via Suez had. Toen hij op 15 december 1847 vanuit eveneens Rotterdam naar Indië ging, reisde hij overland via Suez naar zijn eindbestemming. Misschien ging de reis wel via de Nijl en/of de Bittermeren want het Suezkanaal bestond nog niet. Via deze route kwam hij op 13 februari 1848 in Batavia aan. Die reis nam dus slechts 60 dagen in beslag. Mogelijk heeft deze ervaring de pastoor er toe aangezet, nogmaals via Suez te reizen. Waarom de Zusters dit genoegen werd onthouden ...

Wat ook de overweging van pastoor Lijnen geweest moge zijn, op 2 oktober 1869 vertrekt een Fransche mailboot uit Marseille met aan boord o.a. ene J. Lijnen. Dat zal de pastoor wel zijn maar zeker is het niet.

Java-Bode 1-11-1869
Een J. Lijnen vertrekt op 2-10-1869 uit Marseille
Op 6 november 1869 komt het Fransche mail-/stoomschip Capitole met gezagvoerder Ravin, aan in Batavia. Aan boord o.a. dezelfde passagiers die met een dan niet genoemd schip op 2 oktober uit Marseille vertrokken zijn..

Java-Bode 8-11-1869
Een passagier Lijnen arriveert op 6-11-1869 in Batavia
Pas wanneer passagiers weer doorgaan naar verdere bestemmingen, wordt duidelijk dat de genoemde Lijnen inderdaad pastoor Lijnen is. Hij reist op 15 november door naar Semarang waar hij twee dagen later arriveert. Passagier Timmermans blijkt ook pastoor te zijn, Lijnen reisde dus in goed gezelschap.

Bataviaasch Handelsblad 15-11-1869
Pastoor Lijnen vertrekt op 15-11-1869 naar Semarang
Pastoor Lijnen komt op 17 november aan in Semarang, 66 dagen voordat de zusters op de rede van Batavia arriveren. In ieder geval blijft de oorzaak van des pastoors haastige spoed onduidelijk. Ook in de eerder genoemde weeshuisgeschiedenis is er geen enkele aanwijzing voor te vinden. Het zij zo.

Nog even terug naar de Jacoba Cornelia. Het is al eerder gezegd, het schip is primair bedoeld om vracht te vervoeren. In die dagen was het de (goede) gewoonte in de krant te publiceren waaruit de lading van binnengelopen schepen bestond. Er stond ook bij wie de importeurs waren. Daarbij valt er eentje op en dat is kapitein (gezagvoerder) Jansen. Die handelde kennelijk ook voor eigen rekening. Andere bemanningsleden, zoals stuurman W. Hageraets, mochten kennelijk van dat privilege geen gebruik maken.

Bataviaasch Handelsblad 29-1-1870
Bataviaasch Handelsblad 29-1-1870
Epiloog
Kort nadat de Zusters Franciscanessen wegvoeren uit Hellevoetsluis, verzeilde (-: de Jacoba Cornelia in een vreselijke storm in het zuiden van het Kanaal. Het verloor al haar zeil en een goed deel van de tuigage. Het was halverwege september 1869.
In 1871 werd het schip verkocht aan een Noorse reder en werd omgedoopt tot A. Sandberg. 9 jaar later wordt het schip nogmaals verkocht, weer aan een Noorse reder. Vanaf 1880 vaart het schip over de wereldzeeën onder de naam Adelphia. Tot 24 april 1895. Geladen met baksteen, zinkt het schip (in stijl dus) in de buurt van Kaap Finisterre, ruim 800 km zuidwest van de plaats waar het in 1869 ook al heel erg mis ging. Ook deze keer schieten de vissers uit Deal op het laatste traject te hulp. De Jacoba Cornelia is net geen 44 jaar oud geworden.

Rotterdamsch Nieuwsblad 26-4-1895
Uit: Rotterdamsch Nieuwsblad 26-4-1895
Tot slot terug naar de kleine Jo Lijnen, z'n vader zal hem geen Joseph genoemd hebben. Die kleine Jo heeft misschien wel met z'n blote voetjes in de uiterwaarden van de Maas gestaan. Maar Jo, die later monseigneur genoemd werd, heeft waarschijnlijk meer van de zee gezien dan mogelijk heel hedendaags kerkdorp Dieteren bijelkaar. Ga maar na, in 1847 door Egypte naar Indië en in 1868 via een onbekende route weer terug naar Nederland. En daarna in 1869 via het Suezkanaal naar Batavia/Semarang. Dat lijkt mij al met al meer dan genoeg zee om de goede man een zeedig gedrag toe te dichten. Amen.

PS Voorouders van onze kleinzoon zijn verbonden geweest met het R.K. Weeshuis in Semarang. Frederik Ferdinand Schultze was tussen 3 mei 1839 tot 20 augustus 1844 president van het bestuur van het weeshuis. Hij was de oudovergrootvader van onze kleinzoon. 
Een kleinzoon van deze F.F. Schultze, Franz Hendrik Johann Schultze, heeft tussen 1875 en 1879 als (half?)wees in het weeshuis gezeten.

Notes
* De Nieuwe Waterweg had toen nog de status van 'werk in uitvoering' en werd pas in 1872 in gebruik genomen.
** Zij zou in Ramsgate tering opgelopen hebben en komt acht maanden na aankomst in Indië te overlijden. Bron: De Roomsch-Katholieke missie in Nederlandsch Oost-Indië, 1808-1908 eene historische schets.

Credits
Tekening Jacoba Cornelia: afkomstig van Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders in het bijzonder de heren M. Hoedemaker, L. Smit en K. Suyk Jr.
English newspaper clippings: www.britishnewspaperarchive.co.uk

Literatuur
- https://www.indischeliterairewandelingen.nl/index.php/aanvullende-lectuur/111-geschiedenis-van-de-congregatie-der-zusters-franciscanessen-van-boetvaardigheid-en-christelijke-liefde
- Beknopte geschiedenis van het R.K. Weeshuis te Semarang & Beknopte geschiedenis van het R. K. Weeshuis te Semarang, 1809-1909
- De Roomsch-Katholieke missie in Nederlandsch Oost-Indië, 1808-1908 eene historische schets

A clergyman on a world tour
When I contemplated writing this post, I tried to imagine how a 19th-century township boy looked at his surroundings. E.g. would he know what a sea looks like? Possibly his dad took him to the nearby river Maas but that is likely as far as he got. But small boys grow up. In this case, the small boy became a clergyman who went to the former Dutch East Indies in 1848. To get there, he traveled the North Atlantic, the Mediterranean, and the Indian Ocean. So before going to the island of Sumatra he already was an experienced seafaring traveler. By then he knew what a sea looked like. But there were more journeys to come.

Mgr. Joseph Lijnen
Mgr. Joseph Lijnen
Ten years later the priest, his name is Joseph Lijnen, finds himself in Semarang on the island of Java. Here he reveals himself as a strong supporter of the local R.C. Orphanage. The situation there was such that after trying to create better circumstances for the boys and girls, he traveled back to the motherland and assured himself of the help of a number of Franciscan Sisters based in Dutch Limburg, in Heijthuijzen. The Mother Superior, after some pressure from above (written with a lowercase a, i.e. the Bishop), grants him some ten Sisters to help him save the Orphanage in Semarang.

To get there the priest books passage from Rotterdam on the three-masted bark Jacoba Cornelia. It is a cargo ship with facilities for about 25 passengers. Before leaving a mass is dedicated to the well-being of the group during the coming voyage. On September 9, 1869, the bark sets sail and leaves for the long trip to the East Indian capital of Batavia. The first planned stop is Cape Town. The usual route to the south, to the North Atlantic, starts in the North Sea and the Channel. During autumn gales are no exception there as captain Jansen soon finds out. The ship runs into a serious storm and loses sails and yards. With the help of fishermen from Deal, the ship enters Ramsgate in Kent. Repairs take some 40 days and on October 22 the Jacoba Cornelia sets out to sea again. Although we don't know when the bark arrives in Cape Town, we do know that on November 18 the ship met another ship at 3º34' North and 27º13' West. This is approx. 200 sea miles north of the equator. Thereafter, the first sign of life is when the Jacoba Cornelia arrives on the shores outside the port of Batavia on January 22, 1870. Including the time needed for repairs in Ramsgate, it took the captain 139 days to get to Batavia. That is a long time but the three master bark is not a suitable ship to make use of the recently opened Suez Canal. And that route is significantly shorter, as we will see.

In Batavia, the group disembarks among them the Sisters and also two missionaries. Strangely enough, the name of priest Joseph Lijnen is missing on the passenger list whereas newspapers in Rotterdam suggested that also the priest had been boarding the Jacoba Cornelia there.

There is a concise history of the Semarang Orphanage. It states that on September 1, 1869, Joseph Lijnen signs the agreement with the Sister's Mother Superior in Heijthuijzen, Limburg. Without further explanation, it continues to say that he was back in Semarang, just 78 days later on November 17 next! In the meantime, he apparently waved the group goodbye in Rotterdam. If you compare that number with the number of days the Jacoba Cornelia sailed excluding the stop in Ramsgate, 100, then Joseph Lijnen must have traveled via Suez. But did he do so?

For sailing ships, the Suez Canal was hardly an option. So the priest most probably used a steamer. But which one? And from where? Rotterdam? Or from somewhere else?
One manner to find out is to look for ships that have Batavia as their destination. If you google that query you run into newspaper clippings mentioning the departure of mail ships from Marseille to Batavia. And this shipowner, Messageries Impériales, was represented in Rotterdam which makes booking passage a lot easier.

Obviously. traveling directly from Rotterdam is also possible. But possibly travel via Marseille is cheaper. Or maybe the schedule fits better. Or ..., we don't know. What we do know is that Joseph Lijnen had an earlier Suez experience. When he went to the Dutch East Indies for the first time (on December 15, 1847), he traveled overland to Suez and then onwards to Batavia. He arrived there 60 days later, on February 13, 1848. But still, we don't know why he denied the Sisters this experience whereas he choose this shorter route for himself.

Whatever his considerations, on October 2, 1869, a French mailboat leaves Marseille. On the passenger list one J. Lijnen. That likely is our priest but we can't be sure. Only when, after arrival in Batavia, passengers continue their voyage, it becomes clear that J. Lijnen is indeed our priest. The passenger list titles him as a 'pastor' which in Dutch is an R.C. clergyman. Anyway, he arrives in Semarang on November 17, 1869, 66 days before the arrival of the Sisters in Batavia. The reason for "hurrying back" to Semarang is still unclear. Also, the earlier mentioned orphanage history does not provide clarity. So be it.

Epilogue
Shortly after leaving Rotterdam, the Jacoba Cornelia ran into a terrible storm. It lost all sails and yards. That was halfway through September 1869.
In 1871, the ship was sold to a Norwegian owner. The ship was rebaptized A. Sandberg. Nine years later she was sold again, to a countryman of the owner. The ship continued her life with the name Adelphia. Some fifteen years later, Adelphia meets her fate near Cape Finisterre. The cargo of bricks and cement is not very helpful in trying to save the ship and she sinks.
The Jacoba Cornelia thus reaches the age of 44 years.

Let's go back for a minute to little Joey Lijnen. It is not impossible that during his youth, he played in the meadows adjacent to the river Maas. But it is likely that this boy, who became a valued clergyman on the other side of the world, came to see more sea than all inhabitants of his native village together. Imagine, he traveled to the Dutch East Indies via Suez in 1847. In 1868 he came back to Holland via an unknown route. And in 1869 he went back to his station in Semarang via the Suez canal. Therefore, it is not impossible that they fondly called him 'our spiritual seaman'.

There is more detail in the Dutch part of this post. Should you be interested in those or do you have questions about this story, please contact me by mail or by making a comment underneath this post.