Pagina's

Thursday, 29 September 2011

Glaskunst


Op 25 september j.l. is Floris Meydam op 91-jarige leeftijd overleden. Meydam kwam voor de oorlog als leerling-vormgever in dienst van de glasfabriek in Leerdam. Hij werkte daar onder de beroemde Andries Dirk Copier, die naar ik even dacht ook 91 is geworden. Maar dat is niet helemaal juist. Hij heeft die leeftijd op 23 dagen na bereikt.

Alhoewel ook Meydam gerust tot de iconen van de Nederlandse glaskunst mag worden gerekend, heeft hij nooit tot mijn favorieten behoord. Met name zijn flessen vond ik altijd net wat te gladjes, te weinig fantasievol en te weinig oorspronkelijk. Maar, zoals zo vaak, dat is een kwestie van smaak. Zijn verdiensten, ook als keramisch vormgever, kunnen hem niet ontzegd worden. Ik heb mij altijd meer tot het werk van Copier aangetrokken gevoeld. Meer raffinement, meer oorspronkelijke vormgeving en een ingehouden gebruik van kleuren. Copier was niet alleen sterk op het vlak van de zogenoemde unica’s, ook de vormgeving van huishoudserviezen e.d. stond bij hem hoog aangeschreven. Waarschijnlijk is hij daarbij zeer gestimuleerd door de eerste directeur van de glasfabriek, P.M. Cochius (1874-1938). Deze was een groot voorstander om ook eenvoudige huishoudelijke artikelen, bestemd voor de gewone man, kunstzinnig verantwoord vorm te geven. Zijn ‘directoraat’ liep van 1912 tot 1933 en viel daarmee midden in de art nouveau, mijn favoriete stijlperiode.
Copier (1901-1991) is bij het grote publiek denk ik het meest bekend als ontwerper van het Gilde-glasservies. Dit uit 1930 daterend ontwerp wordt, voor zover ik weet, nog steeds geproduceerd in Leerdam. Niet slecht, een productiecyclus van ruim 80 jaar! Kom daar vandaag de dag nog maar eens om.
Naast het ook wel bekende oranjevaasje, heb ik ook nog een z.g. bevrijdingsvaasje in mijn bezit. Daar kan ik na al die jaren nog steeds met plezier naar kijken. Copier was ook een meester in the toepassen van de gulden snede. Een grap met een euro zal ik daarover niet maken maar enige uitleg kan waarschijnlijk geen kwaad. Waar het begrip ‘gulden snede’ zijn oorsprong in de wiskunde vindt, is het in de vormgeving het toepassen van een bepaalde verhouding. Het getal 1/1,62 komt er dichtbij. Het betekent dat wanneer één van de dimensies, de hoogte (van een vaas bijvoorbeeld), 13 is, de grootste diameter 8 moet zijn. Allemaal bij benadering natuurlijk. 13:8 dus of 21:13, of 34:21 enz. Afijn, over dit onderwerp zijn hele verhandelingen geschreven.
Ooit, in 1928, heeft Copier een herdenkingsvaasje voor de IXe Olympische Spelen in Amsterdam gemaakt. Dat vaasje heeft die verhoudingen en ik ben de gelukkige bezitter van zo’n exemplaar. Ik zag het jaren geleden staan op een rommelmarkt in Amstelveen. Voor f 85,= werd ik de eigenaar. Als ik me niet vergis werd de kleur van het vaasje door de fabriek ‘rouwpaars’ genoemd. Zie de afbeelding. Het staat wat scheef op de foto maar geen zorg, het is nog heel.

Nu we het toch over glas hebben, en over mensen die bij het ontwerpen van glas een grote rol hebben gespeeld, wil ik hier wel de naam van Max Verboeket noemen. Bij mijn weten leeft deze in 1922 geboren ontwerper nog. Hij was de opvolger van W.J. Rozendaal (o.a. van de tomaatvaas) bij de Kristalunie in Maastricht en werkte daar van 1954-1972. In 1994 heb ik hem ontmoet in de Maastrichtse galerie van Albert Willems, die een boek aan zijn werk heeft gewijd. Verboekets’ meest bekende ontwerp is het glasservies Carnaval maar mijn favoriete ontwerp is zijn slingervaas (zie afb.) die als KristalunieK in de betere winkels verkocht werd. De afgebeelde vaas heb ik op de zondagse antiekmarkt in Leiden gekocht ‘voor weinig’. Een ander kleiner exemplaar vond ik op een bevrijdingsmarkt in Amsterdam. Ja, dat waren nog es tijden…

Sunday, 25 September 2011

Apeldoorn


We wonen dan wel in C. maar je wil toch wel af en toe eens wat cultuur snuiven. Daarom met Hilde & Ruud op pad geweest en op aandringen van Hilde eerst naar Spakenburg, naar het ‘schoonmaakmuseum’. Ik had geen idee wat we daar zouden aantreffen. Wel werden er vooraf toespelingen gemaakt op Sorbo de Griek die iets met Lodalientje van plan zou zijn. De werkelijkheid was iets minder prozaïsch. Het streng christelijke dorp hield zich in het verleden o.m. met Zuiderzeevisserij bezig. Een goed deel van de bevolking was daarmee doende. Op dit moment is er nog maar één visser die af en toe permissie heeft om nog wat snoekbaars te vangen. De rest van de vloot ligt er voor de sier en de toeristen. Naast de welhaast onvermijdelijke palingrokerijen was er ook een fabriek, waar ontzagwek-kende hoeveelheden knopen werden gefabriceerd door de vele meisjes van het dorp. Dat zo iets economisch mogelijk was, zegt wel iets over de lonen die toentertijd betaald werden. Hoe dan ook, een leuk museumpje dat door vrijwilligers gerund wordt. En de koffie met Spakenburger koek gaat er tegen concurrerende prijzen van de hand. Na nog een visje verschalkt te hebben gingen we Apeldoornwaarts, het echte doel van onze tocht.
Overigens, de term 'schoonmaakmuseum' slaat op het welhaast tot religie geworden schrobben van de straatjes in Spakenburg. Dat schijnt ook heden nog een favoriet tijdverdrijf te zijn. Maar zoals gezegd, op naar Apeldoorn!
Daar, in het CODA (Cultuur Onder Dak Apeldoorn) is t/m van-daag (25 sept.) een expo-sitie van werk van Marius van Dokkum (en ook nog van Suske en Wiske, maar daar kwamen we niet voor). Binnen het CODA vind je onder meer het museum, de bibliotheek en het gemeentearchief. Het is, zeker aan de binnenkant, een mooi ruim opgezet gebouw.

Via mijn twitteractiviteiten was ik door @CODAapeldoorn al ruimschoots over deze expositie geïnformeerd, maar van Marius van Dokkum had ik tot dan nog nooit gehoord. Achteraf bleek dat ik wel werk van hem kende.


Voor mijn gevoel is Van Dokkum meer een tekenaar die zijn tekeningen inkleurt dan een “echte” schilder. Maar daar doe ik hem waarschijnlijk mee te kort. Hoe dan ook, zijn belangrijkste werk bestaat uit humoristische situaties met soms heel subtiel een dubbele bodem er in. Ze zijn een genot om naar te kijken. Hoewel de verleiding groot is om zijn personages als karikaturen te bestempelen, zijn ze dat niet. Daar zijn ze net wat te “echt” en te herkenbaar voor.


Naast dit werk maakt hij ook Helmantelachtige stillevens, het echte fijnschilderen dus. Daar komt de schilder dan toch wel om de hoek kijken. Ook zijn Veluwse bosgezichten zijn schilderijen pur sang.
Het is geen grote expositie maar toch zeer de moeite waard. Goed dat het CODA aan deze man van de streek, hij komt uit Ugchelen, aandacht heeft gegeven.
De gang naar Apeldoorn had nog een doel. Mijn vader was ambtenaar bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Samen met het Min. van Justitie is dat in ca. 1942 verplaatst van Den Haag naar Apeldoorn. Dus zo kwamen mijn ouders daar terecht op de Parkweg (nu: Prof. Röntgenstraat) nummer 6. Van ongeveer half 1944 tot na de bevrijding heb ik daar ook gewoond, naast het toenmalige Belastingkantoor. Omdat ik bezig ben foto’s te verzamelen van alle huizen waar ik ooit gewoond heb, was dit natuurlijk een mooie gelegenheid de Parkweg aan de verzameling toe te voegen. Toevallige gesprekjes met bewoners daar, leverden ook nog wat informatie op. O.a. over de exacte locatie (#19) van de sigarenzaak van de fam. Vos die zich ooit aan de overkant bevond en de naam van de groenteboer (Mulderij), ook aan de overkant.


De dag afgesloten in een Grieks restaurant op de markt in Apeldoorn, waarmee we een bescheiden bijdrage hebben geleverd aan de oplossing van de eurocrisis.

Saturday, 17 September 2011

Onze auto's

Voor sommige genealogen is het opvoeren van de kwartierstaat (d.i. het verkrijgen van zoveel mogelijk generaties met data) erg belangrijk. En natuurlijk, het is ook leuk als je kunt zeggen dat je familie teruggaat tot 1600 of nog verder, dat hoort er ook bij. Maar “leuker” nog vind ik het te proberen die mensen in een bepaalde context te plaatsen. In welke tijd leefden ze, hoe leefden ze, hadden ze bezittingen, wat waren hun beroepen, enz.
Het vreemde is dat veel van die geschiedenis zo voor het oprapen ligt maar dat daar zo weinig mee wordt gedaan. Dan heb ik het over de geschiedenis die je zelf hebt meegemaakt, jouw eigentijdse geschiedenis dus. Er zijn maar weinig genealogen die er aan toekomen om die geschiedenis te beschrijven en vast te leggen. En dat terwijl je mag aannemen dat de generaties die na ons komen, net zo nieuwsgierig naar ons zijn als wij naar onze voorouders die 200 jaar geleden leefden.
Ik kan me wel een reden voor die ‘desinteresse’ voorstellen en dat is de veelheid aan informatie die er is, ook over de eigen familie. Denk alleen maar eens aan al die digitale foto’s, hoe en vooral welke moet je in hemelsnaam bewaren? Toch heeft het wel zin daar af en toe eens over na te denken.
In het kader van het vastleggen van de eigen geschiedenis, kwam ik op de gedachte om na te gaan welke auto’s wij als gezin allemaal gehad hebben en daar wat foto’s van te verzamelen, bij voorkeur met het kenteken zichtbaar/leesbaar.
Onze financiële situatie kort na ons huwelijk, was niet zodanig dat we ons al meteen een auto konden veroorloven. Reizen ging in die periode meestal met de KLM-bus naar Den Haag of met broer Jan die ons vaak weer terugbracht. Het woon-/werkverkeer bestond in die periode uit fietsen van de Rembrandtweg in Amstelveen naar het KLM-hoofdkantoor op de Amsterdamseweg, een reis van welgeteld 5 minuten. Daarvoor (1967-1971[?]) op de Honda 4-taktbrommer naar Schiphol-Oost, ook geen wereldreis. De eerste auto kwam rond 1977, een eend. Die had zo weinig pk’s dat een reis naar Den Haag met meer dan windkracht 6 tegen, resulteerde in een maximum snelheid van 60/70 km/uur. Maar niet meer aan denken.
Afijn, hierna de hele opsomming, waar mogelijk verrijkt met luchtige details over benzineprijzen en verbruik. Zo heb je tenminste nog wat aan al die lijstjes die ik nog steeds bijhoud...


30-00-VF Citroën 2cv4
In bezit: van ca 1977 tot ca 1-6-1979.
Auto gekocht van de toenmalige secretaresse van Pieter B.
Locatie foto: Paula in Amstelveen achter de Rembrandtweg t/o Raadschelders met op de achtergrond de z.g. zaagtandflat. Datering: ca 1977.
Auto met gaten in de bodem verkocht aan collega Hans de R. 
”Is prima voor m’n moeder”.


56-BM-96 Citroën 2cv4
In bezit: van ca 1-6-1979 tot 15-4-1980.
Auto, met euvel aan de motorkap, gekocht van collega Frank S.
Auto is gesloopt.
Van deze eend heb ik helaas geen foto’s meer. De onze had ook wel wat oranje maar zag er zeker niet zo spick & span uit als deze. Vooral niet bij de scharnieren van de motorkap!


17-EZ-66 Renault 6 TL
In bezit: van ca 15-apr-1980 tot ca mrt-1981.
Ter overbrugging van een autoloos tijdperk, deze auto gehuurd van collega Hans de R. voor het luttele bedrag van f 1,10/pd.
Dank zij Hans is van deze auto een authentieke zwart/wit-foto bewaard gebleven. 
Dat zo'n auto garant staat voor een solide huwelijk, moge duidelijk zijn.
De foto is gemaakt op 11-3-1978.


14-DL-91, Citroën GS 1220 Club
In bezit:van 14-3-1981 tot ca 1-6-1983.
Auto gehad van buurman Jan B. (tegen betaling van f 150,= voor de speciale stoelen).
Locatie foto: Jeanne, Rob en Peter M. bij Casa Pequena, het huisje van Kap, in Riudarenas, prov. Gerona, Spanje. Datering: juli 1981 of juli 1982.
Auto uiteindelijk gesloopt omdat de kokerbalken verrot waren. Dit bleek na een aanrijding op de Amsterdamseweg met de (nieuwe!) auto van collega Arie den H., die dat niet leuk vond.


KB-55-GD, Ford Escort 1300 L
In bezit: van 22-7-1983 tot 5-3-1985.
Auto nieuw gekocht bij fa. Splinter te Amstelveen.
Merkwaardig genoeg ook van deze auto geen eigen foto’s. Komt misschien omdat we toen in het diatijdperk zaten. Dus misschien, als die ooit nog een keer gedigitaliseerd worden...


 LX-75-BB Citroën BX 14
In bezit: van 5-3-1985 tot medio aug. 1986.
Auto nieuw gekocht bij garage Eijzinga (ook weg) op de Amsterdamseweg te Amstelveen
Locatie foto: de weg tussen Casa Pequena en Riudarenas, prov. Gerona, Spanje. Datering: 28-7-1986.
Auto total loss na uit de bocht te zijn geraakt door geel spinnetje. Dit in aanwezigheid van Roald H., Paula (hulp gehaald) en Jeanne (shock).


PY-12-TY Citroën BX 14
In bezit: van 5-9-1986 tot 26-10-1992.
Auto nieuw gekocht bij garage Eijzinga te Amstelveen.
Locatie foto: De Zon 32, Amstelveen met Paul C. en Wouter. Datering: Pasen 1988.
Auto ingeruild.


 FS-BN-59 Citroën BX 16 TGI
In bezit van 26-10-1992 tot 12-2-1999.
Auto nieuw gekocht bij de inmiddels failliete Citroëndealer Etoile in Amstelveen.
 Locatie: Peter in Frans Baskenland. Datering: juni 1996.
Getankt: 185x voor in totaal 9.308 ltr, kosten f 15.313. Gemiddeld f 1,65/ltr.
Totaal 115.209 km mee gereden, d.i. ruim 58 km/dag. Gemiddeld verbruik 1:12,4 km.
Auto ingeruild.


XT-DP-46 Peugeot 206
Auto nieuw gekocht bij garage Hans Lammers in Aalsmeer.
In bezit van 12-2-1999 tot 1-4-2003.
Locatie foto: Jeanne, tussen Villefranche en Cahors. Datering 8-6-2000.
Getankt: 184x voor in totaal 6.611 ltr in ruil voor € 6.668. Gemiddeld € 1,01/ltr. 
(hoogste prijs: € 1,157/ltr, laagste prijs: € 0,906/ltr)
Totaal 82.787 km mee gereden, d.i. zo’n 55 km/dag. Gemiddeld verbruik 1:12,5 km.
Auto ingeruild.


83-LP-NT Mitsubishi Spacestar 1.6 Family
Auto nieuw gekocht bij Garage GoldCar in Amstelveen.
In bezit van 1-4-2003 tot 22-12-2005.
Locatie foto: De Zon 32 Amstelveen. Datering 21-5-2004.
Getankt: 122x voor in totaal 4.410 ltr, kosten € 4.970. Gemiddeld € 1,13/ltr.
(hoog: € 1,419/ltr, laag: € 0,937/ltr)
In totaal 58.680 km mee gereden, d.i. 60 km/dag. Gemiddeld verbruik 1:13,3 km.
Auto ingeruild.


13-SG-BS Hyundai Tucson 2.0 i
Auto nieuw gekocht bij garage Barten in Hoofddorp.
In bezit van 22-12-2005 tot 17-8-2010.
Locatie foto: Triade Castricum. Datering18-12-2009.
Getankt: 248x voor in totaal 10.128 ltr, kosten € 13.736. Gemiddeld € 1,36/ltr.
(hoog: € 1,589/ltr, laag: € 1,265/ltr)
In totaal 103.888 km mee gereden, d.i. 61 km/dag. Gemiddeld verbruik 1:10,1 km.
Auto ingeruild.


23-LRS-2 Toyota RAV4 2.0 automaat
Auto gekocht bij garage DIGO in Delft. Import uit Duitsland.
In bezit van 17-8-2010 tot heden.
Locatie foto: Waalkade in Nijmegen met Hilde, Jeanne en Ruud. Datering 9-5-2011.
Getankt tot heden: 48x voor 1.840 ltr, kosten € 2.834. Gemiddeld € 1,54/ltr.
(hoog: € 1,679, laag: € 1,434).
Bijna 20.000 km mee gereden, zo’n 50 km/dag. Gemiddeld verbruik 1:10,5 km. 

Tuesday, 6 September 2011

De kop van Arij

Genealogie is goeddeels gebaseerd op papieren, op documenten die vaak digitaal tot ons komen. Doopregisters, aktes van de burgerlijke stand, bevolkingsregisters, trouwboekjes, huwelijkse bijlagen enz. enz. Ik noem dat voor het gemak maar even de twee-dimensionale zaken. Voorwerpen, 3D dus, komen een stuk minder vaak voor. De oorzaak ligt voor een goed deel in de kwetsbaarheid van zulke zaken. Een akte die op de grond valt, is nog steeds een akte. Een glas dat het zelfde lot beschoren is, ligt in scherven. Brand, overstroming en andere alles verwoestende "natuurlijke ellende" laat ik maar even buiten beschouwing.

De genoemde omstandigheden zijn er voor een belangrijk deel debet aan dat genealogen meestal goed in de papieren zitten (letterlijk) en veel minder goed in voorwerpen die aantoonbaar aan voorouders hebben toebehoord. Indien dat wel zo is, dan worden die voorwerpen gekoesterd en worden ze, zelfs wanneer ze afkomstig zijn van hele verre familieleden, gekoesterd alsof het de familiejuwelen betreft. En dat is natuurlijk terecht wat dat zijn het ook, tastbare herinneringen aan voorouders. Zaken die ze waarschijnlijk in handen hebben gehad. En da's toch bijzonder.

Vaak is het lastig aan te tonen dat voorwerpen echt van een bepaalde voorouder zijn geweest. Familieverhalen over erfstukken en een aantoonbaar oud voorwerp geven vaak een plausibele aanwijzing dat iets van iemand geweest is, maar zeker is dat zelden. Tenzij een sieraad bv. in een boedel beschreven is of het is afgebeeld op een oude foto of schilderij. Dan mag je dat best als "bewijs" zien.

Er is echter een omstandigheid die nog meer zekerheid geeft over het oorspronkelijk eigendom van een voorouder . Dat is wanneer zijn of haar naam op het voorwerp is aangebracht. En zo'n voorwerp wil ik hier laten zien. Het is een zogenaamd geboortekopje. Het is vandaag op de kop af (no pun intended) 64.036 dagen oud en heeft toebehoord aan Arij Barendregt.

De tekst op het kopje (met bijbehorende schotel) luidt:

Arij Barendregt .AZ Geboren op Donderdag 12 Mei 1836

De kop en schotel verkeren nog in zeer redelijke staat. Het oortje is helaas niet meer en in het glazuur van de schotel zijn een paar haarscheurtjes zichtbaar. Het geheel heeft geen fabrieksmerk. De tekst is wel duidelijk. De afkorting 'AZ' wordt duidelijk wanneer je weet dat Arij's vader Adam heette. De afkorting betekent dus 'Adamszoon'. Tot zover het voorwerp maar wie was Arij?

Arij was de opa van mijn oma van moeders zijde, mijn betover-grootvader dus. Hij is geboren op het toenmalige eiland Rozenburg, aan de noordkant begrensd door de Nieuwe Waterweg en aan de andere kant door het Brielse meer. Na de oorlog is het eiland geleidelijk opgegaan in het Rotterdamse havenlandschap, met name het Botlekgebied en Europoort. Het dorp bestaat nog steeds en is nu deel van de gemeente Rotterdam. Het eiland genoot enige bekendheid door de aanwezigheid van het 900 hectare metende natuurreservaat De Beer. Daar zijn er nu nog welgeteld 12 van over. Met veel gevoel voor verhoudingen heet het reservaat nu de Kleine Beer.

Van mijn oma, Antje Doelman, weet ik wel dat Arij met vrouw en 4 kinderen op een boerderij op Rozenburg woonde. Althans, dat ver-telde ze altijd. Het merkwaardige is dat ik er nu pas achter kom dat Arij geen 4 maar 7 kinderen had! Vreemd idee hoor, dat ik nu meer weet dan oma ooit heeft geweten. Merkwaardig is dat trouwens niet want die 3 "onbekende" kinderen zijn allemaal overleden voordat oma in 1892 werd geboren. Omdat ook haar moeder, één van die 7, al in 1901 is overleden, heeft die dat kennelijk nooit aan mijn oma kunnen vertellen.

Al die kinderen heb ik digitaal gevonden in het Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg. Maar daar moet ik ook nog een keer echt naar toe. Want hoewel op het kopje staat dat Arij op 12 mei 1836 is geboren, moet dat volgens het archief 11 mei zijn. Ergens klopt er dus iets niet helemaal. Zal wel een tikfoutje zijn. Vader en moeder hebben het meestal in dit opzicht wel bij het rechte eind.

Hieronder een stamreeks die begint bij de vader van Arij.

Adam Barendregt (ca 1794-1864) x Jakoba Kleijwegt (ca 1805-?)

Arij Barendregt (1836-1911) x Meinsje Qualm (ca 1839-1894)

Huibertje Aartje Barendregt (1867-1901) x Pieter Doelman (1864-1942)

Antje Doelman (1892-1984) x Gerardus Theodorus de Langen (1888-1967)

Johanna Huberta de Langen (1917-heden) x Johannes Cornelis Miebies (1914-1945)

Peter André Theodoor Miebies (1944-heden) x Adriana Orie (1943-heden)

Het bovenstaande suggereert misschien dat dit de weg is die deze kop en schotel door de tijd heen hebben afgelegd, maar dat is niet zo. Ik heb het stel gekregen van een nicht van mijn moeder, Louise (Loekie) Huberta Doelman. Ik zal er goed voor zorgen!

Thursday, 1 September 2011

Biografie Andreas Miebies


Andreas Miebies (Den Haag, 7 april 1883) is de jongste zoon van Johannes Frederikus Miebies (1843-1919) en Wilhelmina Hoksteen (1842-1917). Het echtpaar krijgt in totaal vier jongens en een meisje. Zijn vader is apothekersbediende (bij een apotheek op de Prinsengracht hoek Grote Markt in Den Haag), het zal dus thuis geen vetpot zijn geweest. Later komt er een winkel in manufacturen. Het jonge gezin woont aan de toenmalige rand van de Haagse bebouwde kom, nu midden in de stad, aan de Hoefkade, in de Jan Steenstraat en de Rembrandtstraat. Later trekken ze meer naar het westen van de stad, naar de De Gheijnstraat en de Regentesselaan. Die laatste twee adressen bevonden zich al in een wat "betere buurt".

Andreas trouwt in Den Haag op 15 augustus 1913 op 30-jarige leeftijd met de 33-jarige handwerkonderwijzeres der 1e klasse Lena Bakker (Heenvliet 18-10-1880 - 's-Gravenhage 31-12-1958). Ze krijgen vier kinderen, drie jongens en een meisje. De huwelijksreis gaat helemaal naar Valkenburg (L).
Een overvloed aan beschikbare huurhuizen zorgt er in de periode na de Eerste Wereldoorlog voor dat mensen met enige regelmaat verhuizen. Andreas en zijn familie vormen daarop geen uitzondering. Huisbazen lokken huurders met een nieuw behangetje of een voorraadje kolen (voor de kachel). In de loop der jaren wonen ze in de Cartesiusstraat (1913), de Sneeuwbalstraat (1920), de Scholstraat op Scheveningen (1922), de Celebesstraat (1923), de Ieplaan (1925), de Goudenregenstraat (1931) en de Noordwijkselaan op Kijkduin (1936), allemaal in Den Haag met één uitstapje naar Rijswijk (Ieplaan). Het is overigens niet uitgesloten dat sommige verhuizingen worden ingegeven door zijn allengs beter wordende positie op de maatschappelijke ladder.

Op zeker moment verwerft Dré, zoals hij door zijn vrouw genoemd wordt, de status van ambtenaar bij de gemeente 's-Gravenhage. Hij is daar als klerk werkzaam bij de Sociale Dienst. Daarnaast, soms qualitate qua, is hij aktief in het jongerenwerk.
Er zijn vage verhalen dat hij, voordat hij ambtenaar wordt, bij een notaris werkzaam is geweest.

In de periode 1921-1923 worden de zogenoemde controlewoningen, ook wel bekend onder de naam 'Delpratwoningen', gebouwd aan de Fruitweg. Tot 1938 worden hier asociale gezinnen onder toezicht geplaatst om heropgevoed te worden. De herop-voeding houdt ook in dat er een verplicht tweewekelijks bezoek aan het badhuis moet worden gebracht. Bezoekers van de controlewoningen moeten zich bij een toezichthouder melden.
De woningen liggen aan de toenmalige rand van de Haagse bebouwde kom, achter de Parallelweg. Andreas treedt, als ambtenaar van de Sociale Dienst, op als directeur van deze woningen. Hij kan daar smakelijk over vertellen bv. over de keer dat een woedende bewoner tijdens het spreekuur een indrukwekkend mes met kracht in het blad van zijn bureau steekt.
In de Haagse telefoongids van 1927 staat Andreas genoemd als "Dir. Controle Woningen". Hij is bereikbaar onder telefoonnummer 18068. Het hebben van een telefoon moet in die dagen toch nog wel als een bijzonderheid zijn gezien.
Het gezin Miebies-Bakker op 15-8-1938 bij het zilveren huwelijksjubileum. Locatie: het huis in Kijkduin.
Staand v.l.n.r. Cornelis Johannes (Kees), Andreas (Dré), Johannes Cornelis (Jan), zittend v.l.n.r. Piet, Lena, Willemina Maria (Miep)
Op 30-9-1924 doet hij het woord bij een afscheid van een CJMV-er. De CJMV was de Christelijke Jonge Mannen Vereniging. Op 14-2-1931 treedt hij op als afgevaardigde van het CJMV-bestuur. In 1934 is hij algeheel leider van de CJMV in Den Haag. Ook zijn jongste zoon Piet (1924-2001) was een zeer gewaardeerd lid van deze organisatie.
Op 15-5-1926 wordt hij lid van een voorlopig comite voor de oprichting van een doorgangshuis voor jongens. Het zou moeten komen bij het politiebureau aan de Riviervischmarkt en o.a. mogelijkheden geven om te kunnen sjoelbakken, dammen, schaken en timmeren...
Als directeur van de controlewoningen, wordt hij op 4 februari 1927 lid van een comite voor sociaal werk onder de kinderen der controlewoningen.
Op 28 april 1927 wordt hij als bestuurslid gekozen van de vereniging Pro Juventute. Die vereniging(en), eind negentiende eeuw opgericht en gefinancierd door particulieren, had(den) als doel de jeugd-criminaliteit te bestrijden. Leden van de verenigingen verleenden rechtsbijstand aan delinquente kinderen en hulp aan de ouders van deze kinderen. Het zijn de eerste instellingen voor (gezins-)voogdij en organisaties voor vrijwillige ambulante jeugdzorg. Hij wordt als bestuurslid herkozen op 21-5-1930 en treedt op 57-jarige leeftijd op 19-4-1939 af.
Vermoedelijk rond midden 1928 krijgt hij ontslag als directeur van de controlewoningen en is hij zo'n driekwart jaar werkloos. Daarna, op 23 maart 1929, midden in de crisis, wordt hij benoemd tot "leider eener niet-vakafdeeling bij de Gemeentelijke Arbeidsbeurs".
In 1930 heeft hij weer een andere functie. Als "leider der afd. Jeugdbemiddeling van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs" houdt Andreas op 21 januari een toespraak voor de onderofficiers-vereniging Ons Belang met als onderwerp "Typen uit den zelfkant der Maatschappij". Hier put hij kennelijk uit zijn ervaringen opgedaan als directeur van de controlewoningen.
Op en na 10 mei 1940 breken er gevechten uit op het nabij Kijkduin gelegen vliegveld Ockenburg. Duitse jagers voeren beschietingen uit, kennelijk niet al te nauwkeurig want Andreas vindt een kogel in zijn hoofdkussen! Of die er tijdens zijn slaap in terecht is gekomen, is niet duidelijk.
Op 1 mei 1942 wordt de kuststrook, dus ook Kijkduin, tot spergebied verklaard. De bewoners van de Noordwijkselaan dienen dus elders hun heil (sic) te zoeken. Dat heil vinden ze in de vruchtenbuurt, op een bovenhuis in de Sinaasappelstraat.
Zo'n drie weken na het eind van de oorlog, krijgen Andreas en zijn vrouw het bericht dat hun oudste zoon Johannes Cornelis (*1914), heel kort voor de bevrijding voor het vuurpeloton is gevallen.
Als kleinkind van Andreas heb ik weinig zij het goede herinneringen aan hem. Hij vermaakte mijn broertje en mij altijd met allerlei goocheltrucs.
Zijn laatste dagen heeft hij, samen met zijn vrouw, doorgebracht in het gemeentelijk bejaardenhuis aan de Morsestraat. Zijn tweede zoon, Cornelis Johannes (1916-1996), ook werkzaam bij de Haagse Sociale Dienst, is daar dan de directeur.
Hij (Andreas) is overleden op 22 december 1957 en begraven op 27e d.o.v. op de Alg. Begraafplaats 'Westduin' aan de toenmalige Kijkduinsestraat (nu: Ockenburghstraat) te Loosduinen. Het graf, waar sinds 3 januari 1959 ook zijn vrouw ligt, is daar nog steeds.
Deze biografie is eerder gepubliceerd en wel op 19 maart 2011 op de website van de NGV.